Basketball Bob: een New Yorker op Vlieland
Op vijf-jarige leeftijd emigreerde Bob met zijn familie naar de Verenigde Staten, waar hij tot zijn achttiende in en rondom New York City woonde. Na zijn achttiende verliet hij de Amerikaanse eastcoast om dertien maanden te liften door alle staten van Amerika. “Behalve Alaska,” voegt Bob met sterk Amerikaans accent toe - alhoewel hij al weer meer dan 30 jaar in Nederland woont, heeft hij zijn accent altijd behouden. Meer dan “a dollar a day budget” had hij niet te besteden tijdens zijn liftavontuur, maar meer had hij ook niet nodig. “Een dollar was in die tijd heel veel. Je kon een potje pindakaas voor 29 cent kopen.” Na zijn liftvakantie ging Bob werken om daarna nog eens negen maanden met de auto door Amerika te gaan toeren. “Ik ken de VS beter dan de Amerikanen.”
In 1981 maakte Bob echter de reis van zijn leven: een enkele vlucht van Noord-Amerika naar Nederland. “Ik vond dat ik genoeg gezien had van Amerika en dat het interessant geweest was,” legt Bob zijn emigratie uit. “Maar ik kende mijn eigen land niet. In mijn jeugd ben ik nooit naar Nederland teruggekeerd. Mijn ouders kwamen regelmatig naar Nederland voor de familie, maar ik was de enige die wegens een of andere reden nooit mee ging. In de zomer had ik altijd iets te doen.”
Hij werd nieuwsgierig naar Nederland en begon boeken over het land aan de andere kant van de oceaan te lezen. “Ik bedacht me dat de krachten van de Nederlanders me eigenlijk veel meer aanstonden dan die van de Amerikanen,” vertelt Bob. “Kijk, ik ben opgegroeid in de flowerpower-periode, toen het allemaal leuk en lief was in Amerika. Maar op een gegeven moment heeft Amerika zijn hele land gebrainwasht. Het was niet meer van ‘hi!’, maar van (zet een hoog stemmetje op) ‘hi, how are you doing?’. Het werd ‘gemaakt’.”
Aangekomen in Nederland leerde hij een vrouw kennen uit Vlieland, die hem introduceerde op het eiland en met wie hij uiteindelijk trouwde. “Toen mijn darling me hier heenbracht, dacht ik: mooi plekkie van Nederland. Dit is wel oké!” Een overgang met New York was het rustige Vlieland niet voor Bob, want tijdens zijn New Yorkse periode ging zijn familie toch al steeds verder van het centrum vandaan wonen. “Op een gegeven moment woonden we een half uur rijden van Manhattan,” herinnert Bob zich. “De natuur was daar prachtig. Ik liep daar tussen twee watervallen naar school. Kijk, ik ben een ‘New York metropolitan’, maar bovenal een natuurmens.”
Op Vlieland ging Bob zich bezighouden met het programmeren van sport. Zo werd hij de “general manager van de Nederlands-Amerikaanse voetbalfederatie.” Ook coördineerde hij 18 jaar lang het basketbalprogramma voor Camping Stortemelk – vandaar zijn bijnaam Basketball Bob. “Duizenden kinderen hebben lessen bij me gevolgd,” vertelt Bob. “Ik organiseerde drie tegen drie-competities. Eredivisiespelers kwamen regelmatig in de zaal en het waren erg leuke competities.”
Van Basketball Bob veranderde hij in Bagage Bob. “Dat kwam door mijn protestactie,” legt Bob uit. Het bagagevervoer van de haven naar Camping Stortemelk, dat sinds jaar en dag door paard en wagen werd uitgevoerd, dreigde door trekkers te worden overgenomen, waar Bob op tegen was. Hij verzamelde 4000 handtekeningen en besloot uiteindelijk om zelf op het zadel te kruipen. “Mijn protestactie was de enige reden dat ik begon.”
Als Bagage Bob krijgt hij altijd leuke reacties van campinggasten. “Mensen vinden het mooi,” vertelt Bob. “Ik heb zojuist bagage van mensen vervoerd en die zijn dan weer zogenaamde vrienden van me geworden. Ze begroeten me continu en ze zien dat mijn paard en wagen op het terrein rijdt. Dat vinden ze kicken. Ik neem ook altijd kinderen op de wagen. Het is voor hen een belevenis om een paard te zien bij hun tent. Dan doe je je kop uit je tent en zie je opeens een paard verschijnen. Ik ben in de morgen ook de wekker voor mensen op Stortemelk. Om 9 uur begin ik met mijn rit en dan worden de mensen wakker van het geluid van de hoeven van het paard. Een prachtige wekker op afstand, je kan hem niet uit doen en je wordt in alle rust wakker.”
Zijn eerste paard was Martin, die hij zijn “kameraad voor de eerste drie jaar” noemt. “Hij was goed, ik heb hem zelf getraind,” begint Bob. “Maar in de winter brachten ze hem naar een manege zodat hij meisjes kon rondrijden. Ik zei al: dat moet je niet doen, want dan wil dat paard nooit meer zwaar tilwerk doen. En dat gebeurde ook: dat paard maakte een eenvoudige rekensom: geef mij maar liever die kleine meisjes op mijn rug in plaats van bob met die bagagekar (lacht). En gelijk heeft hij, ik kan het hem niet kwalijk nemen.”
Mario, herstellend in de manege
Martin werd vervangen door het paard Mario. “Een sterk paard,” vertelt Bob. “We hebben lang samen gewerkt, maar dat paard kreeg een spierbelemmering doordat hij teveel gras had gegeten. Hij was namelijk verplaatst naar een weiland met nieuwe grasplaten en van dat gras werd zijn eiwitgehalte te hoog. Hij werd ‘paralyzed’. Vergelijk het gevoel maar met dat wij als mensen heel lang in een bepaalde houding zouden zitten en dan op zouden staan. Je krijgt een verlamd gevoel.” Het paard wilde dan ook niet meer opstaan en zowel de brandweer als diverse bouwbedrijven hebben dagenlang gewerkt Mario op vier poten te krijgen. “De hulp van alle eilanders was kicken,” vindt Bob. Mario is nog niet de oude en momenteel heeft Martin zijn oude baantje dus weer terug. Of hij dat nou wil of niet. “Hij vervoert misschien liever meisjes, maar ja: soms moet je wel eens wat,” besluit Bob met een flinke grijns.
Aanvulling vr. 10 oktober:
Mario is ondertussen toch overleden. Het ga je goed Mario.