Batman en Batman
Achter de schermen van de designers in residence
Uit de lucht
‘Ik wil altijd iets maken wat je wílt lezen, waar je naar wílt kijken’, zegt Johnny. Hij is voormalig professioneel breakdancer en studeerde vorig jaar af aan de kunstacademie te Rotterdam. Dit voorjaar ontwierp hij in zijn eentje de stijl van Here Comes The Summer: een grafisch geheel van spikkelige groenen, rozen en gelen. ‘Mij gaat het niet om de meest functionele of leesbare vorm’, verklaart hij. ‘Vormgeving moet een verhaal kunnen vertellen.’ Zijn inspiratie haalde hij bij de immer veranderende Vlielandse lucht. ‘Als je vanaf de boot om je heen kijkt, word je eigenlijk omringd door kleurverlopen. Die kleuren heb ik letterlijk uit de lucht geplukt.’
Jimme sprong, als vaste festivalhulptroep, bij om Johnny’s bestanden in het gareel te krijgen. Dat bleek een gouden greep. ‘Ik hou van freaken, dus ik werk niet altijd volgens een vooropgezet plan. Jimme is juist goed in het opbouwen en aanleveren.’ Jimme, zelf twee jaar geleden afgezwaaid aan de HKU van Utrecht, lacht: ‘Johnny is een soort experimentenfabriek. Hij produceert ontzettend veel. Ik zorg er vervolgens voor dat het ‘klopt’ en dat het allemaal in elkaar past.’ Een team was geboren.
Scheepsseinvlaggen
Voor Into The Great Wide Open gingen Jimme en Johnny op zoek naar een nieuwe basis. ‘Ik wilde iets waarmee we allebei de grenzen kunnen verkennen’, vertelt Jimme. ‘We hadden al gemerkt dat je niet alles moet openzetten, want dan houdt het nooit op.’
Hij kwam iets op het spoor wat zowel een kader als de vrijheid bood: de seinvlaggen waarmee schepen vroeger communiceerden op zee. ‘Als ontwerper heb je oog voor alles wat grafisch is of een ‘gridje’ heeft. Het scheepsseinvlaggenalfabet was me daarom al eerder opgevallen. Nu, op het eiland, viel het op z’n plek. Het kan superabstract zijn, maar je kunt er ook letterlijk ‘Into The Great Wide Open’ mee spellen.’
Johnny ging er meteen mee aan de slag: ‘Ik dacht: cool, maar we moeten het nog naar onze hand zetten. Toen heb ik er een font van gemaakt waar we mee verder konden.’ Hij zwijgt even. ‘Nou ja, eigenlijk heb ik er zes versies van gemaakt. Dus we hebben een soort letterfamilie met broertjes en zusjes in meerdere gewichten.’
Met deze oogst bouwt het duo alles wat straks op Into The Great Wide Open te zien is. Op de bandjes, boekjes, muntjes, banners en merchandise verschijnen de vlaggen in allerhande formaties. Vlaggen zijn uit elkaar gehaald en opnieuw samengesteld, soms als abstracte patronen, soms als zeewaardig alfabet dat in delen uiteen valt.
‘Het functioneert nu als een soort blokkendoos’, zegt Jimme. ‘Maar we wilden het strenge grid dat in de vlaggen zit ook loslaten. Het eiland, de luchten en de festivalbezoekers zijn immers constant in beweging, dus zie je dat we de vlagelementen zo nu en dan laten wegwaaien.’
It’s all about your roots
Johnny’s eerdere werk gaf eveneens de aanzet voor Into The Great Wide Open. Zo keren zijn vale luchtkleuren terug, en schuilt in de vele spikkels ook de hand van Brankaert. Die komen voort uit een van zijn vormgeversmotto’s: ‘It’s all about your roots and the journey you make’. Als ontwerper verwijst hij namelijk graag naar de geschiedenis van zijn vak. ‘Vroeger drukte men vaak maar met twee kleuren’, legt hij uit. ‘Daar werden optisch prachtige beelden van gemaakt, want met de onderlinge afstand van de puntjes waaruit de kleurvlakken werden opgebouwd kun je spelen. Dat doe ik nu ook. Ik ‘dither’ bijna alles wat ik maak. Het is een manier om de indruk te wekken dat een kleurenpalet meer kleuren bevat dan in werkelijkheid het geval is. De ontbrekende kleuren worden gesimuleerd door naburige pixels. Dat ditheren kan met Photoshop, maar ik werk het liefst met programma’s die niemand gebruikt. Soms haal ik mijn bestanden zelfs door meerdere programma’s, omdat ik dan zeker weet dat niemand anders dat ooit zo gedaan heeft.’
Het resultaat is zichtbaar digitaal, maar tegelijkertijd organisch. ‘Zijn bitmapstructuren lijken eerder op zandkorrels dan op iets wat uit een computer komt’, beaamt Jimme. ‘Jimme speelt weer met mijn dithers op een manier die ik zelf niet had kunnen bedenken’, voegt Johnny weer toe. ‘En daar gaat het om. Een kunstenaar moet ook niet met maar één kwast gaan schilderen. Die moet doen wat nodig is om zijn kunst te maken. En iets autonooms vinden dat ook voor een ander werkt. Net als wij.’
Eye candy
Ondertussen nadert het festival. De deadlines worden strakker en er moet nog hard worden gewerkt. ‘Vaak zit je bij een samenwerking naast elkaar achter een bureautje en dan ben je om-en-om op de computer aan het kloten’, verzucht Jimme. Dat gaat echter niet, want Jimme woont in Utrecht en Johnny in Weert. Dus wordt er veel gemaild, gebeld en gewhatsappt, vooral in de avonduren. Johnny: ‘Hij gooit iets naar mij en daar ga ik weer mee verder. Of ik geef documenten af waar hij dan mee gaat werken. Maar tot nu toe gaat dat heel goed. Er is een prettige actie-en-reactie.’
Het scheelt volgens Jimme dat het designer in residence-project pas twee jaar bestaat. ‘Het maakt het extra spannend, maar dat is juist prettig. Er is niet echt een blauwdruk, want zoiets is nooit een invuloefening. Bovendien gaan ontwikkelingen in wat ‘tof’ is erg snel. Mensen zijn zó gewend geraakt aan beeld en ontwerp, dus dan moet je met iets opvallends komen. Dit is iets knallends en kleurigs: eye candy eigenlijk. Maar het zit ook op het randje van wat mensen gewend zijn, met die kleuren die niet bij elkaar passen of hysterisch knipperende GIFs. Wat we maken is ontstaan vanuit onze wisselwerking. En dat is niet 50% Johnny en 50% Jimme.’ Dat vat het ook voor Johnny heel goed samen. ‘Eerst was ik de Batman en hij de Robin in het ontwerpproces’, grinnikt Johnny. ‘Nu zijn we twee Batmans.’