De kracht van kleding op het podium
Wat stijl ons vertelt over een artiest
Shirley Manson van Garbage was dat jaar één van mijn stijliconen. Ze kleedde zich eigenwijs, stoer en sexy. Ik kopieerde haar oogschaduw en verfde mijn haar rood. Zwaar onder de indruk zag ik haar optreden tijdens dat festival. Mijn vriendje en ik zagen onszelf toen als de reïncarnaties van Jim Morrison en zijn geliefde Pam Courson. Daarom droeg hij, net als Jim, die hele zomer een leren broek. De romantiek van de muzieklegende had een enorme aantrekkingskracht op ons. Wij wilden ook zo'n meeslepend leven. En dat verlangen gaven we vorm in onze kleding. Muziek en mode waren vanaf dat moment onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Bijna twintig jaar later word ik gevraagd om iets over kleding van de artiesten op Into The Great Wide Open te schrijven. De tijdgeest is veranderd. Popartiesten gaan steeds vaker commerciële samenwerkingen aan met grote modemerken. Ik vind het ontzettend zonde dat persoonlijke stijl moet wijken voor lucratieve dealtjes. Daarom ben ik benieuwd hoe artiesten uit de indie-scene op dit moment gebruik maken van mode in hun performance.
Fresku noemde het festival tijdens programmaonderdeel Welcome To Tomorrow een hippie-festival. Ik geef hem wel een beetje gelijk. Vlieland is een vrijhaven voor de verbeelding. Hier mag je jezelf zijn. Daarom lijkt het me de ideale plek om op zoek te gaan naar mooie verhalen over artiesten en hun kleding. Ik kies een aantal bands uit die zich naar mijn idee interessant kleden en vertrek richting het noorden.
De eerste band die ik aangekomen op Vlieland zie is BRUUT! Dit vierkoppig superjazz-ensemble is strak in het pak gestoken. Ze swingen, jammen en rocken het dak eraf. Jazz blijkt wel degelijk dansmuziek. Na de gig sta ik met de jongens van Bruut! onder een paraplu en leggen ze enthousiast uit waarom zij de meest democratische band van de wereld zijn.
BRUUT: Als je kijkt naar jazzmuziek zoals die vroeger bedoeld is, was dat de hippe dansmuziek. Iedereen was in pak, omdat de gelegenheid daarom vroeg. Maar nu wordt jazz als heel intellectueel gezien en draagt het publiek vaak een pak. Dat pak is dus nooit veranderd, alleen de context.
Onze stijl is eigenlijk ontstaan uit ons eerste optreden. We zouden ergens achter spelen, maar we stonden opeens op een main stage voor een kolkende menigte. We hebben toen ons repertoire omgegooid en om het shockeffect groter te maken besloten we pakken aan te doen. Het idee was dat iedereen zou denken 'O, dan gaan we nu naar jazz luisteren' en dat we ze dan helemaal verrot zouden beuken! En dat hebben we gedaan. Sindsdien hebben we altijd in pak gespeeld. Zonder uitzondering.
Nou ja, we hebben één keer een fout gemaakt tijdens ons eerste radio-optreden bij Radio 6. We dachten 'het is radio, dan hoeven we niet in pak'. Die beelden staan nu nog steeds op internet.
Ah, die heb ik gezien! Waarom is dat zo erg?
BRUUT!: We hebben afgesproken dat als we als BRUUT! optreden we altijd in pak gaan. Het is gewoon een heel sterk handelsmerk. We zijn een band en alle vier brengen we net zo veel in. Muzikaal en qua alles. Dat benadruk je nog meer door allemaal met hetzelfde pak op het podium te staan. Als zij alledrie een wit pak aan hebben en ik kom in een roze pak, dat zou echt helemaal te gek zijn, ha! Maar ook heel raar. Wij zijn de meest democratische band van Nederland!
Zijn er muzikanten die jullie zien als stijliconen?
BRUUT!: Benjamin Herman heeft een grote invloed op ons. Dat geldt voor BRUUT!, maar ook individueel voor ons als muzikanten. Hij was drie keer best geklede man van het jaar. En Wilfried de Jong, daar gaan we een theatertour mee doen. Die gast komt naar een repetitie alsof 'ie naar een vijf-sterren hotel gaat. Wilfried heeft echt waanzinnige pakken. En natuurlijk Miles Davis. Die gast had een garderobe! Hij zag er altijd goed uit.
Hoe belangrijk is je kleding on stage?
BRUUT!: Ik denk dat muzikanten zich vaak niet realiseren hoe het visueel overkomt als je op het podium staat. Je hoeft geen gekke dansjes te doen, maar ze hebben volgens mij soms geen flauw benul dat het visuele aspect echt heel groot is. Er is maar een heel beperkt aantal jazzpodia waar het het publiek echt niet uitmaakt hoe je er uit ziet. Maar je kunt je toch ook geen klassiek orkest voorstellen dat in een t-shirt zit te spelen? Dat ziet er niet uit! Dan kunnen ze zeggen: jazz moet altijd los zijn, het gaat om improvisatie en artistieke vrijheid en die bullshit, maar het moet er gewoon goed uitzien!
Voor het eerst sinds dertig jaar maakt Aksak Maboul een tour naar aanleiding van de release van hun “Ex-Futur” album. Deze plaat is in ’81-’83 geschreven en opgenomen en nu, dertig jaar later, afgemaakt en uitgebracht. Achter het bospodium praat ik op een kleed van mos en dennennaalden met zangeres Véronique Vincent over mode als expressiemiddel en de ongezonde look van David Bowie.
Toen we begonnen met Aksak Maboul deed ik veel met kleding. Ik was altijd bezig iets te bedenken dat ik nooit eerder had gezien, omdat ik niet wilde lijken op anderen. In de jaren tachtig trok ik een bh over mijn trui heen. Dat was lang voor Jean Paul Gaultier. Hij liet zich inspireren door wat hij op straat zag. Misschien heeft hij me wel gezien op het podium. Mijn kleding is net als mijn muziek, mijn schilderijen en ik zelf: een beetje vreemd.
Iemand als Bowie creëerde ook een geheel eigen universum door middel van kleding. Wat vond je daar van?
Ik was te jong of misschien wel te oud toen David Bowie daar mee bezig was. Hij is een geweldige artiest maar het is niet mijn smaak. Ook zijn stijl niet, ik heb die ongezonde look van hem nooit zo inspirerend gevonden. Ik hield meer van Janis Joplin en Jimi Hendrix. Dat was zo'n mooie man. En van The Soft Machine, dat was de muziek uit mijn jeugd.
Speelt kleding in je privéleven ook een belangrijke rol?
Je zou mijn huis eens moeten zien! Ik heb zo veel kleding. Het is ongelofelijk. Ik zou eigenlijk een enorme winkel moeten openen. Ik hou erg van vintage en van recycling, maar heb minder interesse in spullen die nu gemaakt worden. Ik koop wel eens een spijkerbroek of zoiets, maar ik hou er meer van om bijvoorbeeld oude Hermès stukken te dragen. Of iets van high-street te mixen met goeie spullen. Ik zal nooit zomaar iets aantrekken maar altijd een twist geven aan mijn kleding.
Zijn er ontwerpers die je volgt?
Toen ik jong was ging al mijn geld naar Jean Paul Gaultier. In de jaren tachtig hield ik van Yamamoto. En van de hedendaagse ontwerpers vind ik veel Belgen interessant, zoals Martin Margiela, Dries van Noten en Raf Simons. Maar ook Haider Ackermann en Christophe Lemaire. Ik heb veel kleding die door Lemaire ontworpen is. Hij laat zich inspireren door Japan en maakt heel pure ontwerpen.
Hoe bepaal je wat je aantrekt voor een optreden?
On stage moet kleding echt comfortabel zijn. Ik kan geen hoge hakken aan want dan val ik, dat zou nogal belachelijk zijn. Ik moet kunnen bewegen. En ik kijk naar wat goed staat op foto's. Vroeger droeg ik wel eens iets heel moois dat niet overkwam op foto. Soms werken juist hele simpele kledingstukken het best. Gaandeweg heb ik dat geleerd. Er zijn veel aspecten waar je aan moet denken, maar ik zou nooit willen dat iemand anders me zou vertellen hoe ik me moet kleden.
Wat voegt kleding toe aan jouw performance?
Het is belangrijk dat mijn kleding past bij hoe ik me op dat moment voel. Als ik me heel goed voel tijdens een optreden dan word ik helemaal meegevoerd door de muziek en wordt alles één.
Ik word van mijn natte sokken geblazen tijdens de tribale muziekreis van de Nederlandse band: MY BABY. Wat een hypnotiserende show zetten frontvrouw Cato van Dijck, broer Joost en de Nieuw-Zeelandse Daniel “DaFreez” Johnston neer. Na afloop spreek ik broer en zus van Dijck backstage bij het Sportveld over super powers en dampende drummers.
Joost, wat heb je aan?
Joost: Om mijn hoofd draag ik een soort nep dreads. Ik zit er nog over te twijfelen of ik dreads wil dus toen zei de kapper: neem eerst een tijdje nep dreads. En ik was mijn broek vergeten in de bus, die moest achterblijven in Harlingen. Toen werd het dus deze fel turquoise trainingsbroek. Ik heb ook een Peruviaanse jas aan waar ik niet echt mee kan drummen want dan blijven mijn stokjes in mijn mouwen hangen. Dus die jas trek in dan meteen weer uit. Dat is puur een show element.
Veel drummers spelen met ontbloot bovenlijf want het is een soort sport. Je zweet zo veel. Alles raakt doorweekt. Dat kun je net zo goed niets aan doen. Het is lekker om zo'n heftige workout te doen en je dan zo vrij te voelen. De drummers die dit doen hebben vaak wel een groter lichaam dan ik. Van die echte rockdrummers. Ik heb een videoband van Rage Against The Machine op Pinkpop 1995, die ik over en over heb bekeken. Daar zie je die drummer zo zweten dat het gewoon dampt. Misschien gaat mij dat ook nog wel een keer gebeuren.
Hoe gebruiken jullie kleding in je performance?
Joost: We hebben het nu zelf neergezet met bevriende stylistes. Die zeggen dan wat we wel of niet moeten aantrekken. Maar het is nog in ontwikkeling. Mijn grootste held is Sly Stone. Hij droeg heel vooruitstrevende of juist Edwardian pakken. Heel freaky. Hij werkte samen met verschillende modeontwerpers. Muzikanten en modeontwerpers deden sowieso veel samen in het begin van de seventies. Het lijkt me heel tof om ook een samenwerking met een modeontwerper aan te gaan.
Cato: Natuurlijk trek je iets bijzonders aan als je optreedt. Je weet dat je bekeken wordt. Ik zou nooit zo maar in een spijkerbroek en een t-shirt het podium opgaan. Maar het kost ook veel tijd om zelf je stijl te ontwikkelen en om steeds nieuwe kleding te kopen terwijl je elk weekend moet spelen.
Aan wat voor ontwerper denken jullie dan?
Joost: Ik ken eigenlijk heel weinig ontwerpers. Als er ontwerpers zijn die dit lezen en denken, ik heb een goed idee, dan mogen die zich melden! Maar in elk geval iemand die iets heeft met onze muziekmelange.
Cato: Ja, ik draag een soort fusion van Japanse kimono's, Afrikaanse sieraden en ook twenties en seventies vintage. En er zitten Indiase invloeden in. Maar een ontwerper die daar bij past? Ik weet het niet. Het zou wel heel fijn zijn om kleding te kunnen lenen en niet alles zelf te hoeven kopen. Vaak koop je iets en doe je het een paar keer aan maar ook niet te vaak. Want je wordt gefotografeerd, dus heb je weer iets anders nodig. Je moet blijven evolueren, net als in je muziek. Het moet ergens heen gaan.
Hoe verhouden je on stage- en je off stage-stijl zich tot elkaar?
Cato: Het is heel lekker om je voor het podium anders te kleden omdat je dan echt in je rol stapt. Ik word op het podium een soort plusversie van mezelf. Ik durf er ook meer. Dat is heel gek eigenlijk. Veel mensen denken dat het moeilijker is als er veel mensen naar je kijken. Maar ik voel dan juist dat ik iets moet met die mensen. Dat ik ze wil meetrekken en entertainen. Daar gebruik ik mijn kleding bij. Het is heel lekker om in die rol te treden en die super powers te voelen. Offstage ben ik ook gewoon een wat stiller persoon, minder uitgesproken. Ik ben helemaal niet altijd MY BABY. Maar ik ben wel echt een seventies girl. Ook in het normale leven.
Wanneer vindt de transformatie van de gewone Cato naar de Superwoman plaats?
Cato: Als ik mijn haar ga doen en mijn kimono aantrek. Daarom wil ik tijdens het soundchecken nog niet in mijn kleding staan omdat ik dan bezig ben met mijn snoertjes en dan ben ik eigenlijk gewoon nog Cato. Daarna heb ik altijd nog even een moment voor mezelf waarin ik me ga omkleden. Dan beginnen zij de show en dan laad ik mezelf nog even op en sta ik achter op het podium al een soort van in te dansen om in de voodoo-sfeer te raken.
Als je kleding als een taal ziet, wat is dan het verhaal van MY BABY?
Cato: MY BABY is een fictief persoon. Het is een meisje dat door de tijd van de seventies terugkijkt naar de twenties en de wereld rondreist. Het verhaal hebben we op twee CD's geschreven en het is ook nog steeds niet af. Het is een droomverhaal waar we veel nummers aan kunnen koppelen. Daar komen die kimono's en die elementen uit verschillende werelddelen ook vandaan. Soms zoek ik kledingstukken uit en dan denk ik, waarom vind ik deze mooi, en die niet? En dat komt dan doordat ik het wel of niet kan rijmen met het beeld van MY BABY. Zij is mijn stage personality. Ik sta daar niet per se als Cato van Dijck. Mijn kleding is haar kleding.
Mijn volgende afspraak is met de welbespraakte rapper uit Washington DC: Oddisee, die in het dagelijks leven Amir Mohamed el Khalifa heet. Vlak voor zijn show spreek ik hem over multifunctioneel design en de culturele betekenis van schoenen.
Wat draag je het liefst on stage?
Bijna altijd hetzelfde als off stage. Het tegenovergestelde geldt waarschijnlijk voor veel andere artiesten. Voor mij is het podium geen verkleedplek, maar een plek om mezelf juist open te stellen voor het publiek. Een kostuum zou dat alleen maar in de weg zitten. Ik wil toegankelijk zijn.
Sinds ik mijn bagage een paar keer ben verloren en ik geen kleren bij me had behalve wat ik aan had, houd ik me als ik reis altijd aan deze regel: Ik moet in dezelfde kleding kunnen vliegen, dineren en performen. Voor mij gaan esthetiek, design en functionaliteit altijd samen. Daarom hou ik ook zo van Scandinavisch design. De jaren zestig en zeventig hebben een grote invloed op mij als artiest. Met weinig middelen werden heel mooie dingen gemaakt die krachtig, trefzeker en tegelijkertijd toegankelijk waren. Ik denk dat ik hetzelfde probeer te bereiken in mijn muziek.
Je ziet er serieus en intellectueel uit. Ben je je daar bewust van?
Dat hoor ik heel vaak. Maar als mensen me zouden kennen dan zouden ze weten dat ik gewoon een mafkees ben! Maar ik zou mezelf wel als een ontwikkeld persoon beschrijven. Ik kan met iedereen wel een conversatie voeren, onafhankelijk van zijn of haar achtergrond of het gespreksonderwerp. Ik red me.
Jouw roots spelen een belangrijke rol in je muziek en je teksten. Gebruik je in je kleding symbolen die verwijzen naar je achtergrond?
Er zijn veel elementen uit de geschiedenis die in de streetwear terechtkomen. De helft van mijn familie komt uit Washington DC. De DC Metropolitan Area is al sinds de jaren tachtig één van de grootste afzetmarkten voor New Balance sportschoenen. Voor mij kan er niets op tegen een paar grijze 996's. Het is een klassieke schoen in Washington DC. Daarom draag ik ze graag on stage.
Mijn vader komt uit Sudan. Dat is een voormalige Engelse kolonie en dat heeft er voor gezorgd voor er een Brits gevoel voor stijl leeft bij veel Sudanese mannen. Ze dragen college shirts, een polshorloge en omdat ze in de woestijn leven dragen ze er een goed paar leren sandalen onder. Ik hou ervan om me ook zo te kleden als ik door het Midden-Oosten reis. En daar ben ik dan trots op.
Heb je kledingstukken met een emotionele waarde?
Mijn vader had een paar Clarks uit de tijd dat hij op een kostschool in Engeland zat. Hij had ze mee terug genomen naar de VS en ze stonden nog altijd in zijn kast. Als kind wist ik niet waar ze vandaan kwamen, maar ik vond het geweldige schoenen. Toen ze me eindelijk pasten mocht ik ze hebben. Op dat moment begon ik pas te begrijpen hoe typisch Clarks zijn voor de Britse cultuur en ontdekte ik dat mijn vrienden die van oorsprong uit andere Engelse kolonies kwamen, bijvoorbeeld uit Jamaica, ook enorm beïnvloed waren door deze stijl en ook Clarks droegen. Wat we met elkaar gemeen hadden was die gedeelde koloniale achtergrond. Dat gevoel is altijd gebleven. Het is mijn favoriete paar schoenen.
Aan het laatste optreden van deze reeks gaat een lange en natte avond vooraf. Honderden eilanders wachten in weer en wind op de klapper van avond, de show van het Belgische Oscar and the Wolf. Maar dan is het eindelijk zo ver. Frontman Colombie komt op in een gestreepte kazuifel en laat ons het wachten snel vergeten. De nasale zang en melancholische klanken worden één met zijn slepende en stuwende manier van dansen. Tegen het eind van de show lijkt het hele sportveld wel in trance. Het publiek is opgegaan in het universum van deze zwoele sjamaan.
Max, ik had je in een glitterjasje verwacht. Wat heb je aan?
Omdat het heel koud is heb ik nu een rode poncho aan met witte strepen van wol. Lekker warm. En er onder draag ik nog een hoodie omdat ik wist dat er veel wind was en ik heel zwaar ga bewegen op het podium. Ik ben nu meer bezig met kleuren en prints in plaats van glitter.
Wat betekent kleding voor jou in de transitie van privépersoon naar performer?
Privé ben ik sophisticated en sporty. Dat is redelijk sober met wat kleine elementen zoals een vreemde ketting of zo. Maar op het podium moet ik iets hebben dat meebeweegt terwijl ik dans. Iets dat me eigenlijk minder menselijk maakt. Dat is het belangrijkste.
Dans je met je kleding?
Ja eigenlijk wel. En ik probeer mijn kleding te verleiden om met mij te dansen. Ik ben altijd met vrienden omgegaan die heel vrij dansen en die heel expressief zijn in hun lichaamstaal. Iedereen met wie ik omging had zijn eigen manier van dansen. Je zag iedereen altijd op een super persoonlijke manier, naakt. Mijn manier toon ik nu op het podium.
Je doet van alles met mode. Hoe ben je daar in terecht gekomen?
Ik ben eigenlijk begonnen samen te werken met een vriend van mij die mode gestudeerd had, Paul Kaplan. Die heeft het ontwerp gemaakt voor mijn eerste grote show omdat ik iets wilde dat voor mij persoonlijk was ontworpen. We hebben daar samen aan gewerkt. Hij is nu ontwerper voor APC in Parijs. Op de modeacademie van Antwerpen ken ik ook veel mensen. En omdat ik voor Dries van Noten de muziek gedaan had begon het te rollen. Dan wou ik iets van Ann Demeulemeester aan en belde ik op en dan zei ze: ja, kom maar. Zij geeft me outfits mee en die meng ik weer met creaties die speciaal voor mij ontworpen zijn. Antwerpen is een kleine industrie, maar wel heel sterk. Dus je kunt overal makkelijk bij.
Wel geluk dat je Belg bent.
Ja, maar echt! De mode is daar zeer ontwikkeld.
Zijn er andere ontwerpers die je interessant zou vinden om mee samen te werken?
Haider Ackerman vind ik super nice, Martin Margiela vind ik ook altijd heel goed, KTZ vond ik vroeger heel nice maar ben ik nu een beetje ontgroeid. Ann Demeulemeester en Dries van Noten vind ik zeer goed. Paul Lemaire vind ik eigenlijk ook wel goed.
Hoe vind jij dat de relatie tussen muziek en mode is geëvolueerd in de laatste decennia?
Het grappige is dat modeontwerpers die groot werden zich vroeger lieten inspireren door artiesten. En nu is het vaak andersom. Muzikanten laten zich steeds meer inspireren door andere media en door mensen die met een ander kunstvak bezig zijn. Ik heb dat dus ook gedaan. Dries heeft mij zijn collectie uitgelegd. Voor mij is hij echt een kunstenaar. Achter zijn collecties zit een verhaal. Dat gaf me dan de inspiratie om iets te schrijven.
Heb je een favoriet kledingstuk?
Ik heb nu thuis iets hangen dat ik tweedehands gekocht heb en dat is iets super vreemds. Een soort lang gewaad met heel veel stenen erop. Geen glitterstenen maar valse robijnen of zoiets. Het is heel lang. En ik kan niet wachten om dat aan te doen.
De bands en artiesten die ik deze dagen heb gezien en gesproken geven een mooi en meerstemmig antwoord op mijn vraag. Ze zijn ieder op hun eigen manier bewust met kleding bezig. Door zichzelf in een traditie te plaatsen en gelijkwaardigheid uit te drukken. Of juist als middel voor individuele expressie. Soms neemt een fictief personage in een band een eigen garderobe mee. Of helpt kleding om op gelijke hoogte met het publiek te blijven staan.
Als toeschouwer op Into The Great Wide Open kan ik me goed vinden in wat Max Colombie van Oscar and the Wolf zegt over zijn verlangen om door zijn kleding minder menselijk te worden op het podium. Op mij maakten de artiesten die kleding gebruiken om zichzelf te ontstijgen de meeste indruk. Wanneer ze opstijgen nemen ze mij namelijk een stukje mee. En dat is voor mij de magie van de performance. Al met al ben ik gerustgesteld. De liefde tussen muziek en mode is nog springlevend in de indie-scene. En ik voelde me deze dagen weer heel even zestien.