De onrust van Roosbeef
‘Als het in mijn hoofd draait, krijg ik inspiratie’
Beleefd, maar erg introvert, dat is het beeld dat ik van Roos Rebergen krijg als we naar onze interviewlocatie lopen: een blokhut met twee banken. ‘Ja’, ‘nee’, ‘dank je’; veel meer zit er niet in tijdens de wandeling. Tsja, smalltalk; dat is gewoon niet zo haar ding. Zodra we plaatsnemen op de bank, is het dan ook alsof er een andere Rebergen zit. Ze vertelt ronduit over haar gevoelens en muziek, en laat zich kritisch uit over de Nederlandse popscene.
Met haar band Roosbeef speelt Rebergen al sinds 2005 Nederlandstalige pop met een kleinkunstrandje. Begin dit jaar verscheen haar derde studioplaat Kalf. Al klinkt haar muziek weinig toegankelijk, toch is ze uitgegroeid tot een succesvolle cult-artiest. Aan het succes ging een lange weg vooraf: al op haar vierde zong Rebergen cassettebandjes vol. Toen ze acht was, schreef ze haar eerste liedjes – over cowboys en paarden – en op haar twaalfde had ze haar eerste band. Ze was amper vijftien toen ze Roosbeef begon. ‘Ik heb altijd geweten dat ik artiest was,’ zegt ze. ‘Nou ja, in ieder geval vanaf mijn vierde.’ Wat zou Rebergen gedaan hebben als er geen muziek was? Ze lacht: ‘Dan was ik dood geweest.’
Onrust
Rebergen groeide op in een boerderij bij het Gelderse plaatsje Duiven. Ze verhuisde daarna naar Utrecht en woont momenteel in Antwerpen. Het liefst zou ze uiteindelijk terugkeren naar een landelijke omgeving, maar dat lukt haar nu nog niet. ‘Ik heb nog te veel onrust om zoiets te kunnen,’ zegt Rebergen. ‘Ik heb gewoon veel afleiding nodig, en die vind ik in de stad.’ Hoe uit die onrust zich bij haar? ‘Mijn hoofd draait dan heel erg. Alles is aan het flippen, ik zie en hoor alles. Ik vind het op zulke momenten fijn om veel prikkels te krijgen. Ik denk trouwens dat veel kunstenaars hier last van hebben. Het heeft ook een functie: het levert ze de inspiratie op om hun kunst te maken. Dat geldt zeker ook voor mij: als ik onrustig ben, schrijf ik de mooiste dingen.’
Ten tijde van haar tweede plaat Omdat ik dat wil (2011) ging Rebergen het succes van Roosbeef steeds meer vergelijken met dat van andere groepen. ‘Ik dacht: waarom hebben zij uitverkochte zalen en wij niet?’ Ze raakte teleurgesteld toen het album een minder groot succes bleek dan debuutplaat Ze willen wel je hond aaien, maar niet met je praten (2008). De vergelijkingsdrang maakte haar ongelukkig. Bitter werd ze er bijna van, maar zo vindt Rebergen: als je bitter bent, kun je beter stoppen met muziek maken.
‘Bands die ik niet goed vind, worden in Nederland heel serieus genomen.’
Dat was geen optie, dus besloot ze opnieuw te beginnen. In 2012 verhuisde ze van Utrecht naar België. Een logische stap, vindt Rebergen: ‘Ik ga al vanaf mijn achttiende naar Antwerpen om met Tom Pintens (muzikant/producer – red.) aan mijn muziek te werken. De helft van mijn bandleden komt bovendien uit België. Mijn leven speelde zich toentertijd al meer af in België dan in Nederland. Sinds ik in België woon, hou ik me ook niet meer zo met Nederland bezig. Vroeger wel, toen volgde ik alles. Ik werd er heel ongelukkig van, want bands die ik niet goed vind, worden in Nederland heel serieus genomen.’
Jett Rebel
Welke bands? Daar gaat ze nu niet dieper op in. Eerder dit jaar deed ze dat wel, in een interview met de Volkskrant. Rebergen uitte in het artikel kritiek op de grotere Nederlandse acts Kensington en Jett Rebel. Kensington was voor haar ‘geen muziek’, en Jett Rebel vond ze te bedacht. Ze heeft het geweten: het zorgde voor een kleine media-explosie. Websites als Nu.nl en 3FM.nl haalden deze citaten uit het interview en plaatsen er nieuwsberichten over. Als klap op de vuurpijl reageerde Jett Rebel ook nog eens verbeten in de show van 3FM-dj Giel Beelen: die Roosbeef moest niet zo zeiken. Beelen was het hier roerend mee eens.
Hoe gaat Rebergen om met zulke kritiek? ‘Ik lig er niet wakker van,’ zegt ze. ‘Ik zeik ook niemand af. Zo’n band als Kensington doet het goed, maar als mensen vragen wat ik ervan vind, zeg ik gewoon: ik heb er niets mee. Ik vind het mooi dat andere mensen er wat mee kunnen, dat wel. Mensen vinden dat ik geen kritiek op grotere groepen zou mogen geven, omdat mijn band Roosbeef kleiner is. Dat vind ik onzin.’
‘Als je in Nederland muziek maakt, is een label niet zo belangrijk’
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden: Nederland is klein. De muziekscene heeft dan ook iets van ‘ons kent ons’. Niets voor Rebergen, zegt ze: ‘Ik werd daar zo moe van. 3voor12 en Excelsior; dat is allemaal familie. Ik heb daar niets mee.’ Op de vraag of de situatie in Vlaanderen niet precies hetzelfde is, knikt ze instemmend. ‘Toch heb ik het een beetje op afstand gehouden. In België heb je toch wel een ander slag muzikanten.’ Belgen zijn volgens Rebergen galanter en rustiger. ‘Zij zijn meer van: niet lullen, maar doen.’
Ook bij het Nederlandse label Excelsior is ze inmiddels weg, uit onvrede met haar laatste aangeboden contract. Op de details daarvan gaat ze liever niet in, die zijn naar eigen zeggen te saai. Wel wil ze kwijt: ruzie met Excelsior heeft ze niet. ‘Ik vond het contract gewoon niet goed. Het probleem was vervolgens dat we niet konden onderhandelen. Daarom dacht ik: ik doe het gewoon zelf.’ Ze begon het label Buffel Records, vernoemd naar haar huiskat. Het idee erachter: zelfstandig zijn. Nee, ze heeft geen aspiraties om de nieuwe Excelsior te worden. Sterker nog: in labels gelooft Rebergen helemaal niet meer. ‘Voor een internationale artiest is het handig om er eentje te hebben, maar als je in Nederland muziek maakt, is een label niet zo belangrijk. En ach, mensen kopen toch geen cd’s meer.’
Colin
Veel nummers op Kalf draaien om Colin, Rebergens Belgische ex-vriend. Haar onrust brak de relatie uiteindelijk op. Het zorgde er bijvoorbeeld voor dat ze vreemdging. ‘Ik wilde andere dingen in het leven dan hij,’ blikt ze terug. ‘Ik was tien jaar jonger dan hij. Hij wilde rust. Ik uiteindelijk ook, maar ik kon hem dat nog niet bieden.’
Is ze nu gelukkig? ‘Ik heb me het laatste half jaar heel vaak gelukkig gevoeld,’ zegt ze. ‘Ik heb dat nog nooit in mijn leven gehad, dus dit is al heel wat. Ik maak goede keuzes en word ouder. Ik weet steeds beter wat goed voor me is. Ik heb heel veel geweldige mensen om me heen, en zij maken mijn leven wel mooier. Het muziek maken en rondreizen zie ik als een rijkdom. Er zijn heel veel mooie dingen in mijn leven.’
De albumtitel Kalf refereert aan Rebergens periode met Colin. Ze legt uit dat het een scheldwoord is in België. ‘Het betekent zoiets als domme gans, docht wicht. Een naïef iemand.’ Het titelnummer Kalf, zo legt ze uit, gaat erover dat je van iemand houdt die je niet kwijt wil raken. ‘Toch moet je allemaal dingen doen waarbij je weet dat je diegene gaat kwijtraken. Niet doen, blijf bij mij, denk je dan. Maar ik doe toch wat ik wil. Dus dan ben je een beetje een kalf.’ Kalf is tegelijkertijd ook een verwijzing naar jong zijn, terwijl je ouder aan het worden bent, legt Rebergen uit.
Haar oorspronkelijke doel was om met Kalf een hardere plaat te gaan maken. Dat is haar niet gelukt; Kalf heeft veel ingetogen stukken. ‘Het was gewoon niet het moment’, verklaart Rebergen. ‘Ik kan ook niet tegen mijn gevoel ingaan. Je kan wel sturen, maar niet te veel. Weet je, ik vind het gewoon heel moeilijk om in het Nederlands harde muziek te maken. Je loopt al snel het risico dat het flauwe punk wordt. Het gaat me wel een keer lukken, daar ben ik zeker van.’
Wilco
Naar welke muziek luisterde Rebergen eigenlijk zelf veel de laatste tijd? Veel Amerikaanse groepen, zo blijkt. Wilco en Bonnie ‘Prince’ Billy, om er een paar te noemen. ‘Ik hou van artiesten met melodieuze liedjes en mooie stemmen die opvallen.’ Opvallend: ze noemt niet meteen Nederlandstalige artiesten. En Spinvis dan, bijvoorbeeld? Nee, zegt ze: geen Spinvis. Eerder De Jeugd Van Tegenwoordig en zanger André Manuel, met wie ze momenteel zelfs een plaat aan het opnemen is. ‘Als het om talen gaat, zie ik het niet zo zwart-wit,’ legt Rebergen uit. ‘Het gaat mij erom dat het mooie muziek is, dat kan in het Nederlands en in het Engels zijn.’
‘In het Nederlands kan ik iets bijzonders schrijven, maar niet in het Engels’
Rebergen heeft niet altijd in het Nederlands gezongen. Ze begon aanvankelijk met Engelstalige teksten. Rond haar twaalfde schreef ze teksten als ‘I hate school’, vertelt ze met enige ironie. Omdat ze het te ingewikkeld vond zichzelf goed uit te drukken in het Engels, besloot ze uiteindelijk voor haar moedertaal te gaan. ‘In het Nederlands kan ik iets bijzonders schrijven, dat lukt me niet in het Engels. Het wordt dan al snel een kopie van iets anders. Dat hoor ik terug bij heel veel bands in Nederland en België.’
Engelstalige muziek ophemelen, dat zouden we daarom best eens wat minder kunnen doen in Nederland, vindt Roosbeef. ‘Mensen doen hier heel interessant over het Engels. Ze doen alsof het meer waard is omdat het internationaler is. Ik vind dat bullshit, want al die Engelstalige bands hier spelen alleen maar in Nederland. Uiteindelijk gaat het mij erom wát je zegt.’
Maar toch: terwijl Engelstalige bands een kans hebben in het buitenland, beperkt Roosbeef zich door de Nederlandse taal wel tot de Benelux. ‘Wereldberoemd zullen we nooit worden,’ geeft Rebergen meteen toe. ‘Maar zoals ik al zei: dat geldt voor de meeste bands uit Nederland en België. Toch speelden we laatst in Brussel voor een Frans publiek en dat ging supergoed. Ook al zegt iedereen tegen mij dat het niet kan, ik blijf geloven in meer internationaal succes.’