Door Joost van Beek

Robin Alysha Clemens

Het is druk in het bos. Druk en relaxed. Zittend op kleedjes warmen de festivalgangers zich aan koffie en voorzichtige zonneschijn. We wachten op Ryley Walker. Bij gebrek aan definitie bestempelen we hem als singer/songwriter, maar vanmiddag wachten we niet op een doorsnee folky. Op het podium ligt een contrabas op haar rechterzij. Met een sigarettenstompje tussen zijn lippen stapt de Amerikaan het podium op. Hij gaat zitten en zet zijn gitaar op schoot.

De contrabas blijft nog even zijlings, maar Walker bewijst met enkele snaarplukken al dat in zijn muziek een waanzinnige onderhuidse spanning zit. 'I can take any motherfucker home who loves me', sneert 'ie herhaaldelijk. Vrolijk is het werk van de Amerikaan inderdaad niet, maar zijn liedjes zijn eerder mysterieus dan somber. Met band – bassist drummer hebben hun wortels in de improvisatie en jazz- spint de folkjazz uit tot lange hypnotiserende jams die perfect vallen binnen het houten décor. Walker wordt wel vergeleken met artiesten als Tim Buckley en Nick Drake. Live klinkt hij bij vlagen 'doorgejammed', complexer Fleet Foxes zonder samenzang. Synchroon met rake drumklappen schiet Walkers bekrulde hoofd van borst naar nek.

Een sympathieke jongen ook nog, die Walker. Als hij het publiek bijna smekend vraagt géén wave te doen gebeurt dat natuurlijk toch. Walkers droge ironie valt sowieso goed in het bos, waar een knusse kampvuursfeer ontstaat. Het musiceren gebeurt dan weer bloedserieus, ik geloof niet dat zijn hysterisch gesnik over de strijkstokpartijen van bassist Ståle Solberg iemand onberoerd laat. Een wonderschone show.

Jep. Hij draagt hem weer, die karakteristieke truckerspet. Ralph Mulder, frontman van Alamo Race Track, was nooit een publieksmenner. Dat zal 'ie ook niet worden, binnensmonds en met zichtbare tegenzin murmelt hij mondjesmaat wat woorden naar het veld aan de Fortweg. Toch moet je Alamo een keer live gezien hebben. Als een soort mannenkoor met instrumentarium mondde de liedjes van de Amsterdammers uit in zalvende samenzang. Het slepende Young Spruce and Wires krijgt een prachtige livevertaling, op Everybody Let's Go wordt wat bewogen. De dansers komen verder niet aan hun trekken, wat dat betreft had het oudere Black Cat John Brown het de set goed gedaan. Maar Alamo Race Track put vooral uit hun tragere jongste: Hawks. Degenen met aandacht worden beloond.

Rustige electronica galmt door de Nicolaaskerk, het is vast voor het eerst. Voor het altaar staat een cello, omringd door toetsen, knopjes en kabels. Het is de snoepwinkel van Maarten Vos, een jonge cellist die het à la Nils Frahm en Ólafur Arnalds het snijvlak zoekt tussen klassiek en elektronisch. Hij trekt het kerkje met gemak vol. Vos looped zijn cellopartijen en legt laag over laag. Zodoende start hij z'n set als eenmansensemble. Even later zijn het drones en trage ambient die de strijkpartijen luid overrulen. Vos wil twee werelden laten samensmelten, maar dit is een verlegen aanraking. Als hij een stevige technobeat steeds rijker invult, marginaliseert hij zijn cellowerk. Om dat te compenseren weeft hij daarna cellopartijen over elkaar zonder ondersteuning van synths of beats.

En toch is dit een waanzinnig interessante show. Door die overdaad aan knoppen, schuifjes en toetsen rondom hem, bevindt Vos zich een uur lang op glad ijs. Hij maakt wat uitschieters, maar laat hierdoor ook zien hoe complex zijn werk is. Spannend om naar te kijken. Als Vos donkere orgelpartijen over een trage beat legt gaan er rillingen door de kerk. De kroonluchters trillen.

Word je op de valreep ingevlogen naar de andere kant van de wereld, komt de vertraging nota bene in Harlingen Haven. Het overkomt de Nigeriaanse Afrobeat-sensatie Seun Kuti & Egypt 80, die een uur later alsnog in één klap het gat dat Patrick Watson en Curtis Harding achterlieten vullen. Met gemak.

Seun Kuti, hij is de zoon Fela Kuti; de legendarische Nigeriaanse activist en grondlegger van de Afrobeat. Met back-up van zijn vaders band zet hij diens legacy voort. Zijn activistisme waart in zijn zoon, die net zo goed saxofoon als woorden gebruikt om zijn kritiek op de heersende wereldorde over de weide te spuien. Hij vat het in een uur vurige, bezwerende, extreem dansbare afrobeat. Dit uurtje blijkt veel te kort, er gebeurt veel op het podium. Van de billenschuddende, met kleurige kettingen behangen zangeressen in de linkerhoek via de lange ritme-, snaren- en toetsensectie via Kuti 'himself' naar rechts, naar de laatste percussionist. Hij danst om een soort gigantische Maraca, zijn tanden een uur lang lachend ontbloot. Vergeleken met Kuti – inmiddels danst hij met ontbloot bovenlijf een elastische, bezwerend sensuele dans - voelt ieder zich een stijve hark. Ik in ieder geval wel. Gaat dat volgende maand zien in Paradiso of Doornroosje.

Rond middernacht trekt zZz de De Bolder vol. Voor velen een praktische keuze, beschut tegen de gierende regenwinden die over Vlieland blazen. Met een 'lekker droog hier hė' en een duistere kermisgalm, richt het walrussnor dragende drumbeest Björn Ottenheim zich tot de zaal. Het Amsterdamse krautduo staat garant voor gore sleazefests en in de Bolder gaat het LOS! Om je razende enthousiasme nog enigszins te kanaliseren moét je bijna een volwassen krachtterm in de mond nemen, maar er zijn kids aanwezig. Daar geeft een jochie -ver na bedtijd- al stagedivend het startschot voor een gigapit. Zijn rugzak zakt net niet van zijn schouders, een beker bier duikelt in een boog langs hem heen. Later dendert de spacende krautjam Juggernaut maar door en door, bluespunk wordt ontvangen met snelle fistpumps. zZz doet het 'slechts' met toetsen en drumstel. Wat een bende, wat een feest. Ongeloofelijk vet. Grote grutten nog aan toe.

Buiten gaat het Vlaamse Oscar and the Wolf uit met Strange Entity, hun grootste synth-hit. Extatisch onthaald door een vol Sportveld, passend bij dit droge tijdstip. Wanneer de nacht diep wordt.