Door Jacob Hagelaars

Gerda Posthumus

Sinds twee jaar is Gerda Posthumus officieel eilanddichter, maar officieel eilander zal ze nooit worden. En dat is maar goed ook. ‘Omdat ik geen eilander ben, kan ik met zekere afstand kijken naar het eiland. Wat ik nodig heb in mijn poëzie is om me te kunnen verplaatsen, in zowel de eilander als de gast.’ De natuur, de bijzondere locaties en de geschiedenis van Vlieland weet Gerda op wonderbaarlijke wijze te vertalen in haar sonnetten en vrije verzen. Op 26 juni werd de tweede bundel gepresenteerd in De Bolder, getiteld Deining rimpeling onderstroom. Helaas kon ik daar niet bij zijn, maar Gerda nodigde me uit om een week later langs te komen in Amsterdam. Daar zou ze een middag komen voordragen uit (en vertellen over) haar nieuwe dichtbundel.

Het is zondagmiddag 5 juli. De dag dat alle ogen op Utrecht gericht zijn, vanwege de Tour de France. Nou goed, bijna alle ogen dan. Tegen alle verkeer in probeer ik de Domstad juist uit te komen, op weg naar de eerste bijeenkomst van de serie OPEN Salon: een initiatief van het poëziefonds OPEN om een platform te bieden aan dichters van niveau. ‘De dichter dicht, de lezer opent’, zo luidt het adagium. Schrijver en publicist Jos van Hest is een van de redactieleden en heeft voor deze gelegenheid zijn eigen deuren opengezet. De woonkamer is ingericht als een bescheiden podium: dichter en gastheer begeven zich in het midden van de kamer, omringd door alle genodigden. Gerda leest voor uit haar bundels en Jos stelt haar tussendoor kernachtige en inhoudelijke vragen. Over Gerda, over Vlieland en over de betekenis van haar dichtkunst.

De vuurtoren, het strand, de zee, het wad, de duinen. De schoonheid van Vlieland nodigt natuurlijk ook wel uit om de poëzie mee te bedrijven. Die zee daadwerkelijk induiken, tot het diepe komen en in staat zijn om het te integreren in een gelaagd taalspel: dát is de kunst en dan pas mag er gesproken worden over poëzie. ‘Woorden bestaan, maar de kunst is om ze op de juiste plek te zetten’, aldus de dichter zelf. Het eiland had iemand nodig die voldoende bekwaam is om die vertaalslag te maken.

Het was 1996 toen Gerda uit Groningen vertrok en een enkeltje Vlieland boekte om daar een nieuw leven op te bouwen, samen met haar echtgenoot (wel een geboren Vlielander). Het was 1996 toen Gerda innig gehecht geraakte aan het eiland. Vlieland had eindelijk haar dichter gevonden en de dichter vond haar muze. Juist omdat ze een ‘importproduct’ is, kan Gerda met enige afstand naar het eiland kijken: ‘Ik schrijf mijn gedichten beschouwend, maar probeer ook altijd beschouwend naar mijn gedichten te kijken.’ Proberen om het perspectief van zowel de bewoner als de gast in te nemen, dat is haar credo. Ook als criticus van haar eigen poëzie.

Eilandvrouw

2010. Het jaar dat Gerda zich officieel dichter mocht noemen, omdat ze haar debuutbundel Zeisend Licht publiceerde (in eigen beheer). Toen nog onder haar pseudoniem Louise. ‘Louise is mijn tweede naam en die wilde ik ook graag eens gebruiken. Mijn debuut was daarvoor de ideale aangelegenheid.’

2013. Het jaar dat Gerda zich officieel eilanddichter mocht noemen, omdat ze sindsdien minimaal zes gedichten per jaar schrijft voor de gemeente Vlieland.

2015. Het jaar dat Gerda zichzelf ook Gerda ging noemen. Voor haar tweede bundel (gepubliceerd door uitgeverij Kontrast) heeft ze haar tweede naam namelijk laten varen. ‘Van meerdere kanten werd mijn naam Gerda Posthumus als een goede dichtersnaam gezien. Misschien heb ik me met Louise nog enigszins willen afschermen. Dat sluiertje heb ik niet meer nodig en het voelt als terecht om nu mijn eigen naam te gebruiken.’

Officieus was Gerda het eigenlijk allang, eilanddichter. Voor Museum Tromp’s Huys (in de Dorpsstraat) begeleidt ze een aantal keer per jaar de Slauerhoffwandelingen: een rondleiding langs de favoriete plekken van Jan Jacob Slauerhoff, een van de belangrijkste Nederlandse dichters en schrijvers van het interbellum. Gerda leest dan steevast iets van zijn werk voor, aangevuld met een paar eigen gedichten. Ook schreef ze een kort gedicht dat uitgesneden werd in de achterbanden van de Vliehors Expres. Dit hele jaar verschijnen haar woorden in het zand, elke keer dat de wagen weer een tocht maakt over de Vliehors. De eilanddichter heeft er haar sporen dus zelfs letterlijk achtergelaten.

Haar liefde en haar inzet voor Vlieland is niet onopgemerkt gebleven, zo bleek bij de presentatie in De Bolder. Daar kreeg ze onverwachts de eerste officiële Badgastpenning toegereikt, gemaakt door beeldend kunstenaar Peter Petersen. Het is een bronzen penning, bestemd voor Vlielanders die het eiland op een bijzondere manier promoten.

De moeder de zee

Het meest terugkerende onderwerp in het bescheiden oeuvre van Gerda is de zee. Haar nieuwe bundel is onderverdeeld in drie stukken: Deining, Rimpeling en Onderstroom. Alle drie verwijzen ze naar de bewegingen van het zeewater. Waarom ze maar niet uitgeschreven raakt over de zoute watermassa? ‘De zee is eng en destructief, vanwege haar kracht, omvang en mysterie. Daarnaast doet de zee echt iets met de gevoelens van de mens. Misschien dat haar beweging en zijnswijze het dichtst bij ons gemoed komt. Het laat ons nadenken, vanaf de kust al starend naar de oneindigheid. Het eiland inspireert enorm en de zee is daar een vast onderdeel van. Ze helpt dus met het vormgeven van mijn dichtkunst.’ De zee is ook de verbinding tussen eiland en vasteland, voor Gerda de schakel tussen haar verleden en heden, geboorteplaats en woonplaats. ‘De zee is altijd al in mijn buurt geweest. Eerst in Groningen, waar ik vandaan kom, en nu hier. Ze zit in mijn genen.’

Tussen stad en wad

Reizen tussen eiland en land/stad vormt voor de bundel een thema. In het gedicht ‘Vlieland - Amsterdam (V - A)’ bijvoorbeeld, laat Gerda doorschemeren ook verlangens te hebben naar de grote stad. Ze vindt het heerlijk om af en toe die drukte en anonimiteit op te zoeken. ‘Nu ik toch in Amsterdam ben, heb ik besloten om er een extra dagje aan vast te plakken. Dan kan ik morgen lekker de hele dag door de stad wandelen.’

Reizen tussen eiland en stad. Het deed mij denken aan Into The Great Wide Open, het weekend bij uitstek dat de (rand)stad kennismaakt met een eiland. En andersom. Al zes jaar lang, in het eerste weekend van september, reizen vooral veel Amsterdammers en Utrechters naar Vlieland. Ik vroeg aan Gerda wat zij observeert tijdens het festival. ‘Ik vind Into The Great Wide Open een prachtig evenement. Veel mooie mensen bezoeken het eiland en het zindert van de kunst. In het begin vond ik het ‘doortrekken’ van het hoogseizoen een minpunt, omdat ik dol ben op de rust die daarop volgt. De bezoekers zijn altijd een fijn publiek en het aanbod aan artiesten subliem, dus we mogen niet klagen. Eilanders die toch liever een week eerder rust willen, gaan over het algemeen even weg of ze vermijden het Oostelijke gedeelte van Vlie voor een paar dagen. Maar het merendeel geniet denk ik.’

Tijdens mijn terugreis, van stad naar stad (Amsterdam - Utrecht), las ik Gerda’s gedichten voor het eerst. Haar woorden deden mij vooral verlangen om zo snel mogelijk weer die reis te maken naar het noorden. Zoals dit gedicht, dat me doet denken aan de (soms te) lange nachten op het strand van Vlieland:

Flessenpost

We dronken wijn
die avond op het strand
zagen de vuurvreter
volledig opgaan, verdwijnen

achter de vlammen
van het kampvuur zoals
hij als een draak de duinen
inrende. Ik meende

dat in de verte de schepen
nog steeds vergingen
omdat ze op een dwaalspoor
werden gebracht

op die wijze. Er klonk gejoel
terwijl een hand mijn rug aftastte
ik wilde slapen in het zand
onder een laken van water

maar we zonken
dieper in het licht tot de as
het strand verschroeide
de nacht in lege flessen
ons aangespoeld achter liet.