Door Félice Hofhuizen

Juri Hiensch

Terwijl ik met een half oog mijn spelende kinderen bij de geïmproviseerde glijbaan in de gaten houd, draai ik mijn gezicht naar het voorzichtige voorjaarszonnetje. De immer waaiende waddenbries speelt met de kruinen van de dennen om ons heen. Voor de dennen een spel van alledag, voor ons een bijzonder schouwspel van continue veranderend perspectief. Ik kijk om mij heen en zie ongeschaafde houten planken met het schors nog aan de randen. De planken zijn voorzien van witte letters en wijzen je de weg naar plaats van bestemming. Samen met de altijd handige en herkenbare houten pallets en picknicktafels zorgt dit voor een vertrouwd gevoel. De mate van aandacht en zorg voor de aankleding kenmerkt het festival. Wat is het toch aan deze setting op Vlieland dat het voelt als thuiskomen?

Mijn dagdromen wordt onderbroken door de aankondiging van de volgende act op het bospodium. Isbells, een Belgische band bestaande uit vier mannen en een vrouw stappen het podium op en nemen plaats achter hun instrumenten. Nadat ze zich uitgesproken hebben over de schoonheid van de locatie beginnen ze te spelen. De melancholische folky popsongs smelten samen met de omgeving, net zoals de stemmen van de bandleden. Gaëtan Vandewoude, frontman van de band, heeft met het nieuwe album Billy een persoonlijk reisverslag afgeleverd, over de zoektocht naar zijn al dan niet ongelukkige jeugd. Prachtig vertolkt in trage liedjes en sobere arrangementen, die de luisteraars meenemen en een kijkje in de ziel van de muzikant geven. Zo is het nummer “Billy” een vrij expliciete verwijzing naar de jeugd van Gaëtan, waarbij gezongen wordt over een kleine eenzame jongen waarvan zijn moeder dit verdriet niet zag en zijn vader er überhaupt nooit was. Toch toont de hoes van het album een lachend jongetje die vol bravoure de camera in kijkt en hierdoor weet je dat het toch nog goed komt met Billy.

Dat het goed gekomen is wordt ook duidelijk als je Gaëtan op het podium ziet staan. De nieuwe nummers passen prachtig bij de setting. Met name “Nothing Goes Away” verspreidt zich door het bos als een warme deken. Wat aangenaam is bij deze nog net geen voorjaarstemperaturen. Het is opvallend om te zien hoe zelfverzekerd en ontspannen de band op het podium staat. Tussen de nummers in praten ze met elkaar en tijdens het spelen hebben ze veel onderling oogcontact. De band is duidelijk op elkaar ingespeeld en ieder kent zijn rol. Eerder op de dag zagen we de enige vrouw in het gezelschap, Chantal Acda, al een prachtig optreden verzorgen op persoonlijke titel waarbij wij een aantal bandleden ook uit deze setting herkennen.

Ik kijk om mij heen en zie dat ik zeker niet de enige ben die van deze muziek staat te genieten. Mensen, van alle leeftijden, staan dicht tegen elkaar goed warm aangekleed met een drankje in hun hand te luisteren zonder er doorheen te praten. Respectvol. Dit beeld brengt mij weer terug bij mijn vraag waarom ik mij zo thuis voel op Vlieland en dan vooral tijdens Here Comes The Summer. Misschien is respect hierin wel een kernwoord. Respect voor de natuur, voor de muziek, de kunst en voor elkaar. En dat in deze mooie, pure omgeving waar buitenleven centraal staat maakt dat ik nooit van Vlieland zal vertrekken zonder de wetenschap dat ik altijd weer een keer terug zal komen.