Door Jozien Wijkhuijs, Simone Peek, Suzanne Schönbeck en Paula Lina

Jan-Willem Bullée

Dit jaar was hard//hoofd voor het eerst aanwezig op Into The Great Wide Open en dat bood genoeg aanknopingspunten voor vier korte adviezen in de vertrouwde hard//hoofd-rubriek TIP. Voor volgend jaar, maar eigenlijk voor het hele jaar door.

Simone: bereid je nergens op voor.

Natuurlijk kan het helpen om vooraf goed na te denken over wat je gaat doen, maar als je eigenlijk niet overziet wat er staat te gebeuren, kan een uitgebreide voorbereiding juist hinderlijk zijn. Wanneer je in de stromende regen in een tentje zit te bedenken wat je vandaag allemaal nodig gaat hebben (winterjas of niet, regenlaarzen, bergschoenen of slippers, opschrijf- of leesboek mee, make-up op of niet, toiletpapier of niet, op-goed-geluk-zomerjurkje of niet, camera of niet), terwijl je nog niet weet waar je precies naartoe gaat (eerst lunchen of eerst douchen, goede vriendin ontmoeten, bijpraten met oude kennis, die band met dansmuziek of die zanger met de mooie ogen of toch het strand), dan zit er eigenlijk maar één ding op: gewoon gaan.

Bereid je voor op het moment zelf en laat je verder leiden door de daaropvolgende momenten.

Paula: zie je een rij? Ga erin staan.

Het is avond – kortom, koud en regenachtig – en na kort twijfelen schuif ik aan bij een rits mensen die staat te wachten bij de ingang van de Bolder. Vlak nadat ik mezelf in de rij plaats, mag ik al zo'n tien stappen naar voren doen. Nog geen minuut later sta ik zelfs binnen. Even voel ik me in het ootje genomen. “Dit was toch geen rij?” Voor wie op een dag al tientallen keren in de rij heeft gestaan, voelt wachten als een vertrouwde bezigheid. De rijen zijn plekken geworden waar je net iets langer dan je wilt blijft staan. Tijdens het wachten neem je de gezichten en gesprekken van anderen in je op. Terwijl je van binnen verkleumt en de zenuwen toeslaan, besef je je dat je niet de enige bent. Als je na een tijdje achterom kijkt en de rest van de rij ziet staan, begin je met relativeren: “Het kan altijd nog erger”.

Uit automatisme bereid je jezelf voor op de climax die gaat komen – of de anticlimax, mocht je vervroegd afhaken. De rij wekt de illusie van exclusiviteit en wáár het eind van de rij voor jou dan ook ligt; het is altijd een verlossing. Óf je bent eindelijk van het geklaag en getreuzel van anderen af; óf je hebt gewoon je zin gekregen en bent die hele rij allang weer vergeten. Ter vermaak in een rij kun je voor je uit staren, gesprekken voeren met een argeloze mederijer en andermans gesprekken afluisteren. De oprechte verbazing van de rijgangers is over het algemeen namelijk wel wat goud waard: “Wat is er aan de hand? Waarom duurt het zo lang?”. Dus ga gewoon in die rij staan. Omdat je zo graag wil douchen, dat ene kunstwerk van dichtbij wil zien, gewoon liever droog en binnen bent. Laat je verrassen.

Suzanne: douche met vreemden

Gebukt zit ik onder een straal warm water vlak boven mijn hoofd. Ik bevind me in de kinderdouches van het grote toiletgebouw op camping Stortemelk, de enige wasruimte zonder rij (al kun je uiteraard ook genieten van in de rij staan voor de echte douche, zie voorgaande tip). De kleine hokjes hebben geen deuren en de douchekoppen hangen op ongeveer anderhalve meter boven de grond. Tegenover mij zit een gehurkte naakte jongeman die ik niet ken. Hij lacht.

'Gezellig zo hè?'

Een vragende, harige arm uit het hokje naast mij komt voorlangs, reikend.

'Wil je mijn handdoek even aangeven?'

Schuin tegenover me zie ik doucheschuim over een paar onbekende borsten lopen. Ik vraag of ik het ook mag gebruiken. Dat mag. Het ruikt lekker. De laatste twee hokjes in de rij zijn bezet door een jongen en een meisje, ik denk een stelletje, dat de dag doorneemt. Ze geven elkaar tandpasta aan en zeggen dat het zo leuk was bij Savages, en bespreken waar ze nu moeten slapen nu de tent stuk is gewaaid. Een gesprek dat ik vandaag misschien al wel drie keer heb opgevangen, maar toen was er niemand in z'n blootje. Ik hoop dat ze een plekje vinden om te overnachten.

Verfrist droog ik me af en kleed me weer aan. “Doei!”, zwaai ik. “Daahaag,” zwaaien mijn nieuwe, naakte douchevrienden terug, “en een fijne dag!”

Jozien: trek met zoveel mogelijk bravoure je regenjas uit.

Degenen die het festival in hun tent doorbrachten, of zelfs thuisbleven vanwege de regen, misten een hoop. Daarmee bedoel ik niet alleen de muziek, het eten en de mensen, maar vooral de mooie momenten die alleen een regenachtig festival kent. Het publiek juichte hard voor Jake Isaac, maar produceerde het meeste geluid toen de zon doorbrak tijdens zijn concert. Jake was er zelfs een beetje beduusd van.

Het mooiste om te zien was de blik op de gezichten van mensen die voor even hun regenjas uit konden doen. Ik heb het meermaals zien gebeuren. Een man bij Afterpartees stond voor mijn neus een biertje te drinken toen er een straaltje zon op zijn rechterhand viel. Hij schrok op uit zijn concentratie op het concert, tikte zijn vriendin aan en wees omhoog. Grijnzend gaf hij haar zijn biertje, terwijl hij zijn hand tussen de drukknoopjes van zijn blauwe (het was geen gele, maar het had gekund) regenjas stak en in één vloeiende beweging het kledingstuk uittrok. Hij zwaaide er nog net niet mee boven zijn hoofd, iets wat een jonge kerel verderop niet naliet.

Geen muziek klinkt beter dan die op het moment dat je de kleffe regenjas van je lijf kunt rukken. Doe het op straat ook eens, met zoveel mogelijk bravoure. Als het dan vervolgens weer gaat regenen, kun je hem besmuikt grijnzend weer dichtknopen.