Niet zo'n festivalman
Bij de bagagekarren zag ik opeens Fré staan. Ik wist dat deze handelaar in auto-onderdelen uit Oudwoude een dag eerder al met een paar wederzijdse vrienden op het eiland was gekomen.
‘Hé Fré!’ riep ik.
Fré zag mij en kwam onze kant op: ‘Meindert jonge.’
‘Wat doe jij hier?’ vroeg ik.
‘Ik zal zo met de boot terug.’
‘Met de boot terug? Is er wat ergs gebeurd?’
‘Nee, maar ik ben er achter gekomen dat ik niet zo’n festivalman ben.’
‘Maar het festival moet nog beginnen, de eerste band begint pas om vijf uur!’
‘Het is niet anders Talma,’ besloot Fré ons gesprek, ‘deze man heeft het hier wel gezien.’
Het blijft ook een apartstra, dacht ik, terwijl Fré verder liep. Waarschijnlijk was het niet zo'n kampeerder. Of een mooi weer kampeerder. Of hij miste Feikje en z'n drie jongens.
Nog een laatste keer keek ik naar Fré. Zijn sjaaltje wapperde in de wind.