Sommige dingen mogen alleen echte, echte, echte eilanders
K: “Mijn vader werkt bij de KNRM.”
I: “Ik weet wat dat is! De Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij! Daar werkt die van mij ook.”
J: “De mijne ook.”
K: “Echt niet.”
J: “Echt wel. Hij werkt bij de Radio Medische Dienst, gast.”
Bij de KNRM en in de horeca, waar de ouders van Daphne werken, is het vooral druk in de zomer. In de grote vakantie gaan de vier dus vooral naar het strand.
I: “Maar niet aan die kant, daar is de Wadkant. De Noordzeekant is beter.”
K: “Wist je dat je bij heel erg eb naar Texel kunt lopen?”
J: “Echt niet, daar zit een vaargeul tussen, dan moet je zwemmen.”
K: “Echt wel, het kan wel, maar dan zak je wel tot je middel in het zand. Volwassenen dan, he. Wij gaan kopje onder.”
Lopend of niet, vaak gaan ze niet naar de andere eilanden.
I: “Weet je hoe we die noemen?”
D: “Langharige befteckel, Teleurstelling, Apenland en Schiet-in-je-oog, haha!”
J: “Wij zijn gewoon Vlieland. Hier wonen de Geitenbreiers, wij maakten vroeger alles van geitenwol. Terschellingers zijn Vingerbieters. Er spoelde ooit een man aan en toen beten ze zo zijn vinger af om de ring eraan te stelen.”
K: “Wie deed dat dan?”
J: “Zij allemaal.”
D: “Pasgeleden zei een jongetje op de camping tegen mij dat alle eilanders behaard zijn. Maar hij had echt zo’n bekakte ‘r’, dus ja…”
Ze zijn bekender met de boot naar Harlingen, die nemen ze regelmatig.
D: “Voor leuke kinderfeestjes moet je echt naar de wal. Hier kun je wel zwem- en slaapfeestjes houden of zo, maar als je echt een goed feestje wil moet je naar Aeolus gaan. Dat is een heel groot speelpark voor binnen en buiten.”
I: “Dat ligt in Sexbierum, haha!”
K: “Ik moet elke zaterdagmorgen om kwart voor zes opstaan om te gaan voetballen in Harlingen, bij de Zeerobben. Ze hadden ooit voetbalplaatjes van die club bij de Jumbo, maar die winkel hebben we hier niet, dus daarvoor moesten we ook naar de wal.”
D: “Voor de middelbare school gaan we uiteindelijk ook daarheen. Je kunt hier namelijk maar drie of vier jaar van je school doen. Dan kopen ouders samen een huis aan de wal en gaan ze daar om de beurt op de kinderen passen. In het weekend komt iedereen dan weer gewoon op Vlieland terug.”
I: “Er komt in november een brede school, waar alle leeftijden worden samengevoegd. Ook de Kokkeltjes, van de peuterspeelzaal.”
D: “Daar blijven we dan voor eeuwig en voor altijd, tot er weer een nieuwe school komt.”
Aan de wal kunnen ze nieuwe mensen leren kennen, daar zien ze wel naar uit. En, zeggen Koen en Isa, zij willen voetballer en actrice worden. “Daarvoor moeten we toch naar Leeuwarden of Amsterdam.” Verder zeggen ze dat het wonen op een eiland toch vooral voordelen heeft.
K: “Het is hier rustig en je kunt gewoon fatsoenlijk fietsen.”
D: “Je kunt hier ook heel veel hutten bouwen. Er staan hier geloof ik wel een miljoen bomen.”
J: “Echt niet!"
D: “Wel. Dat kan best!”
I: “Sssst, een auto-alarm!”
“…”
D: “Dat vinden wij altijd bijzonder, want dat gebeurt nooit. Wij hebben hier namelijk geen snelwegen. En je mag ook niet je eigen auto meenemen vanuit Harlingen, dat mogen alleen de echte, echte, echte eilanders.”
Andere voordelen van wonen op Vlieland zijn de botten van potvissen die je volgens Isa onder het schoolplein kan vinden (“dan moet je wel eerste je handen vies maken”), het feit dat je iedereen kent (“Maar ik ben niet met iedereen vrienden!”) en de gekke dingen die je kunt jutten.
K: “Er is hier ooit een vrachtschip vergaan, toen spoelden er allemaal pakken sigaretten aan. Daar hebben mensen wel gebruik van gemaakt. Ik heb er een aan mijn vader gegeven.”
D: “In Bomenland is een keer een vliegtuig neergestort en daar heb ik restjes van thuis.”
K: “Ik ook.”
J: “Aan de andere kant had je vroeger nog een dorpje, dat was West-Vlieland. Dat is onder water vergaan en ik weet daar heel veel van.”
I: “En ik heb thuis heel veel drijvertjes van boten!”
Tijdens de zomer maken ze vrienden en vriendinnen die niet op Vlieland wonen. De vraag hoe dat dan gaat, is volgens Jort een beetje dom. “Je ontmoet gewoon mensen en dan neem je hun nummer.” Sommigen komen ieder jaar terug.
D: “Jet, Gijs, Nienke…”
I: “Ik heb ook vrienden op de camping en uit België!”
K: “Het is wel leuk als hier veel andere mensen zijn, maar toeristen fietsen wel vaak midden op de weg.”
D: “Weet je wie hier een huis heeft? Marco Borsato. Maar hij heeft een drone, dat vind ik vet irritant. Als er veel toeristen zijn hebben onze ouders wel meer moneys.”
Tijdens Into The Great Wide Open (I: “Itgewoo noemen we dat. Ik kon de echte naam vroeger nog niet zeggen.”) komen er wel veel “hippies”. Maar verder vinden ze het festival leuk, en dan vooral het maken van de Kolderkrant.
D: “Ik wil Kenny B interviewen! Of Typhoon.”
J: “Het meeste aan ITGWO vind ik wel leuk. Alleen vind ik de typemachine nogal zwaar typen.”
I: “Vorig jaar, toen alle kinderen op het podium mochten komen bij Typhoon, zat ik net met een paar andere kinderen op het Stout Konijn. Toen heb ik dat gemist.”
D: “Wist je dat Kenny B al 53 jaar is?”
I: “Niet!”
Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door hard//hoofd, online tijdschrijft voor kunst en journalistiek.