Door Jelmer Luimstra

Sonny Scholte

Tim Knol die een punkband begint: ik had er een jaar geleden niet mijn geld op ingezet. Toch blijkt het niets minder dan waar. Op de vrijdag van Into The Great Wide Open zagen we de Hoornse singer-songwriter op een energiekere manier dan ooit. De folksound van Bob Dylan heeft plaatsgemaakt voor punk à la The Saints en The Ramones. Weg zijn de geruite overhemdjes, Tim Knol anno 2014 gaat gekleed in het zwart en draagt een nonchalant petje. Zijn nieuwe band heet The Miseries en Robert ten Brink heeft het geweten. Into The Great Wide Open spreekt de band na hun show.

 

Tim Knol richtte The Miseries afgelopen jaar op in thuisbasis Hoorn en speelt hierin samen met de jonge sterdrummer Kees Schaper, de hoogblonde gitarist Melle Boersma en basgitarist en oude rot in het vak Erik Lenstra. Om maar meteen met de deur in huis te vallen: hoe komt het dat de zanger van radiohit Sam opeens in een punkband speelt? “Ik heb een vrij brede muzieksmaak,” begint Knol. “Ik hou ook heel erg van Britney en Katy (lacht).” Om er vervolgens op serieuze toon aan toe te voegen: “Zie, ik hou gewoon heel erg van sixties en ook van het wildere deel van de jaren ‘60. Op mijn veertiende hoorde ik Blue Cheer met Summertime Blues (red. origineel van Eddie Cochran) voor het eerst en dat was zo’n wilde versie. Dat is eigenlijk óók punk. Of The Sonics, die zijn ook waanzinnig.”

Hij vervolgt: “Ik vind het woord ‘punk’ eigenlijk niet echt passen bij onze muziek. Ik druk nooit echt een stempel op de dingen die ik doe.” Na een luide boer te laten vervolgt hij zijn verhaal: “We houden heel erg van My Bloody Valentine, The Saints, Sex Pistols, The Ramones en eigenlijk van alles. Vervolgens proberen we zoveel mogelijk in zo’n bandje te stoppen. Punk vind ik dan wat te plat, wat te eenzijdig.” Lenstra voegt er aan toe: “Bij punk denk ik ook altijd aan 1976 in Engeland, terwijl jullie (wijst naar de overige bandleden) het altijd over Amerika hebben.” Knol: “Maar ik hou ook van Engelse punk”.

Punk of geen punk, The Miseries is een feit. Hoe ontstond de band eigenlijk? Knol vat het kort samen: “Kijk, ik was heel lam en dan kom je tot hele slechte ideeën. Met The Miseries hebben we die ideeën uitgevoerd (lacht). Nee, zonder gekkigheid: ik zat met Kees en Melle in Cafe Swaf in Hoorn en daar ontstond het idee om een liedje te gaan schrijven in de traditie van The Saints.” Het trio speelde eerder al in BeRightBack en Schaper is Tom Knols vaste drummer. Hoe vonden de begin twintigers echter de wat oudere bassist Lensing? Hij vertelt het zelf: “Ik was pianist in een restaurant, waar Tim eens zat te eten en toen vroeg hij of ik in zijn band wilde komen spelen.” Knol: “Erik is een heel gerespecteerd muzikant in West-Friesland en ook landelijk. Hij heeft een heel vette studio en ik zit daar graag.”

In een dag namen ze hun eerste single Cracking Up op. Ze brachten het uit op Knols eigen label Tender Records, in zijn woorden omschreven als: “een platenlabel van een of andere cocksucker.” Omdat de bandleden ook live wilden gaan spelen, besloten ze te gaan werken aan een repertoire van een stuk of tien nummers. Eind september duiken ze de studio in om te gaan werken aan hun debuutalbum, die als plaat uit moet komen in januari.

The Miseries stonden eerder al op Welcome To The Village in Leeuwarden. Hoe kijken ze daar op terug? Schaper: “Het was 35 graden, dus we zijn meteen het slootje in gesprongen.” Knol: “Het was een leuk optreden, maar de temperatuur op Into The Great Wide Open (red. ongeveer 21 graden) ligt ons beter. Welcome To The Village was nog maar onze vierde show en het was allemaal nog net iets te nieuw. We waren op Vlieland dan ook wat zelfverzekerder.” Schaper vervolgt: “Nu waren we er klaar voor en wilden we echt knallen. Je zag toen mensen heel verschrikt kijken.” Knol: “Robert ten Brink stond er met zijn dochters, hoorde ik. En die dachten: we gaan even gezellig bij Tim Knol kijken.” Schaper: “Na de eerste klap was hij weg. Haha, all you need is love.” Knol lacht: “En zijn dochter probeerde hem nog terug te trekken: ga niet weg, papa.”

Hoe is het eigenlijk voor Tim Knol om opeens ruigere shows te spelen? “Ik heb nog nooit meegemaakt dat mensen voor een concert van mij gingen beuken,” geeft hij toe. “Erik, jij hebt een mooie naam daarvoor, wat was het ook alweer?” Lenstra: ” Pogo, zo noemden we dat vroeger. Tegenwoordig noemen ze dat dan een mostpit, ofzo.” Lenstra vertelt dat hij vroeger in een echte punkband heeft gebast. Bedoelt hij de late jaren ’70? De vraag zorgt voor een luid gelach bij de bandleden. Knol: “Ben je al zo oud, Erik?” Lenstra: “Nou het eerste optreden dat ik had was in 1982. Toen was het beste al weer voorbij.”

Van grote zalen naar kleine undergroundshowtjes. Hoe is dat eigenlijk voor een bekende Nederlander als Tim Knol? “Heel natuurlijk”, vindt hij. “Dit is precies waarom ik muziek maak. In het begin zit je lekker met vrienden in een oefenhokje aan nummers te schrijven en daarna ga je het podium op. Dat doe ik ook met mijn eigen projectje, ook al is dat misschien wat uit de hand gelopen. Het gaat me echter niet om de hoeveelheid mensen. Als ik rijk had willen worden, had ik wel voor Gerard Joling een liedje geschreven. The Voice vind ik bijvoorbeeld ook helemaal kut. Dat is gewoon de verkeerde formule. Dat gaat totaal niet om muziek. “

Betekent The Miseries trouwens het einde van Tim Knol als soloartiest? “Nee, hoor,” geeft Knol meteen aan. “Een nieuwe plaat van Tim Knol komt er zeker wel weer, maar het komende jaar ga ik me focussen op The Miseries. Ik kan in de toekomst ook wel weer eens een ander project beginnen, maar dan moet het wel spontaan ontstaan, want dan valt het goed en krijg je iets gezonds zoals dit. Het moet nooit ‘bedacht’ worden.”