Ik heb geen zin om op te staan. Net als de zeven voorgaande ochtenden heeft de zon me de tent uitgebrand, maar hier op het strand is het net te koud, ligt het zand net te ongemakkelijk en doet m’n hoofd net te veel pijn. Ik overwon de duinen vijf minuten voor het einde van de yogasessie op het strand, en na welgeteld zes halfhartige en ongecoördineerde bewegingen verzinkt de rest van de wél gemotiveerde groep yogagangers in kleermakerszit, en strompel ik naar de zee voor een hoopgevende verfrissende duik, om toch in te storten op mijn met zand bedekte handdoek. En nu lig ik hier. Zaterdag ochtend, kwart voor elf. Een wrak.

Terwijl ik daar lig worden korte ijldromen overspoeld door de alcoholische resten in m’n hoofd gecombineerd met golven van gesprekken die ik om me heen opvang. Maar opeens hoor ik helder en nabij, de stem van een meisje, niet ouder dan 7:

‘Ik ben een koning. Ik ben een keizer. Ik ben een motherfucking admiraal!’

Een motherfucking admiraal. Meisjes van zeven horen deze taal niet te bezigen, maar het deert niet. Ze heeft met haar papa gisteravond op de Tokkelbaan een heel mooi feestje met Typhoon meegemaakt, net als ik. En als meisjes van zeven na zo’n feest de draad weer kunnen oppakken moet ik dat ook kunnen. Dus ik hijs mezelf overeind en tuur uit over het eiland dat al een week lang mijn wereld is.

Sinds ik vorig weekend met ruim honderd andere vrijwilligers de overtocht maakte met rederij Doeksen bestaat er niets buiten Vlieland. Zes dagen lang was de routine; brak opstaan en als ik het kan m’n vege lijf het duin over torsen voor een duik in de zee (die meer effect heeft dan de drie koppen koffie die ik vervolgens nuttig in de vrijwilligerstent). Na stevig ontbijt hard aan het werk met de hekkenbouwersploeg. Hekken bouwen is nodig; zonder ons zouden alle singer-songwriters binnen no time los lopen over het eiland. Een soort Jurassic Park maar dan met Blaudzun en Tangarine.

Hekken bouwen betekent; heel veel sjouwen, palen in de grond slaan, hekken vast schroeven en soms stil zitten, wachtend op spullen. Een ideale vrijwilliger komt het eiland op met z’n eigen Makita schroeftol, Gator, tie-rips, ijzerdraad en bij voorkeur een vorkheftruc-rijbewijs. De meeste van mijn tijdelijke collega’s hebben echter ‘slechts’ een vrolijke tronie, goede werkmentaliteit en te weinig schone kleren meegenomen. We moeten het dus af en toe doen met minder materiaal dan tijd. Desondanks heb ik mezelf lichamelijk in slechts één week volledig ten gronde gericht. Mijn lichaam schreeuwt al dagen dat we normaal alleen maar op achter een laptop op een wiebelige kantoorstoel hoeven te zitten, ik staar tijdens de laatste paar maaltijden met een steeds legere blik over m’n  bord vol broodnodige koolhydraten heen. Voor wie absolute gedachteloosheid nastreeft maar yoga zat is, kom vrijwilligen op Vlieland!

Ondanks/dankzij de fysieke uitputting is dit een topvakantie. Ik ben iets aan het bouwen met oude bekenden, voormalig vreemden en hypothetische vrienden voor het leven. Op de plek waar ik een week geleden dennentakken wegsleepte is inmiddels een Bospodium gegroeid met een instant intieme sfeer, ongeacht welke artiest er speelt. Bij het tokkelpodium parkeer ik m’n gehuurde gloednieuwe mountainbike tegen een fietsenrek dat ik daags van tevoren zelf met houten slaghamer in mul zand vol kleine kiezels heb geslagen. Alles op dit eiland voelt alsof ik er mede verantwoordelijkheid voor draag, en ik ben er trots op.

Toegegeven, het voelt raar als op donderdagavond de eerste duizenden bezoekers het eiland overstromen, ons rijk dat we tot dan toe met 1100 eilandbewoners en een paar honderd vrijwilligers deelden. ‘Wat komen jullie doen op ons feestje’ schiet door m’n hoofd. Dan is het beter me even terug te trekken naar het vrijwilligershonk, maar vanaf vrijdag kan de knop om en ben ik vrij om te genieten. En daar slaag ik in.

Ten volle genieten van een festival als Into The Great Wide Open is, denk ik, meester worden in de kunst van het loslaten. Ik heb eens vlak voor de EHBO iemand gestrekt zien gaan puur omdat hij de epische keuzestress niet aan kon die de line-up teweeg bracht. En al maak je alles mee vóór de podia dat later in de Top 20 Into The Great Wide Open momenten op 3voor12 geroemd zal worden, is de randprogrammering nog zodanig uitgebreid dat je het liefste drie weekeinden wilt hebben om het hele festival grondig te beleven. Ter illustratie mijn persoonlijke niet-hiërarchische top 3 Into The Great Wide Open momenten van 2013: Typhoon vrijdagavond op de Tokkelbaan; Nachtgloed, onderdeel van de kunstroute van multidisciplinaire kunstenaars Gijs Leijdekkers en Gregor van Egdom en tenslotte de oprichting van een Antisemitische Kokkelvereniging [eigen programmering].[1] Hierbuiten laat ik nog de nachtelijke expeditie met Eddie the Eagle, de scheermessen van Zijpestijl en de klanken van Keaton Henson in de kerk. Koud kunstje van loslaten.

En plots is het afgelopen. Vanaf zondagmiddag stroomt het eiland langzaam leeg, ik vertrek met de boot van maandagochtend 12 uur. Bij wijze van ritueel koop ik aan boord een krant, om me te laten overspoelen door wat er een week lang niet was; de rest van de wereld.

Ik heb geen zin om op te staan. Op deze dinsdagochtend schreeuwt ook na drie keer snoozen Nana Mouskouri onverstoord ‘Guten Morgen Sonnenschein!’ door de krakende speakers van m’n telefoon. De regen buiten klonk mooier toen die nog op m’n tentje tikte. Als ik op sta bestaat Syrië weer, net als een economische crisis en een Geert Wilders. Hier in Amsterdam ruikt de wereld naar natte bladeren. Ik draai me nog één keer om en droom alvast Into The Great Wide Open 2014 tegemoet.


[1] Het woord ‘Antisemitische’ is puur gebruikt omdat het zo fijn contrasteert met het idee van een kokkelvereniging. Het is op z’n plaats omdat het niet op z’n plaats is (als u dat niet begrijpt mag u contact met me opnemen).