Door Leendert van der Valk

Atlas contact

Voudou is een muzikale trip van New Orleans naar West-Afrika, van toen naar nu. Leendert van der Valk schreef een boek en stelde een album samen. Boek en album laten zien dat voodoo van grote invloed is op moderne muziek. Van der Valk sprak met voodoopriesters en muzikanten in New Orleans, Haïti, Suriname, Togo, Cuba en Benin. Het geloof in voodoo heeft niets te maken met naalden en poppetjes, maar alles met een pantheon van goden die zichzelf alleen tonen als de juiste ritmes worden gespeeld. Op POST alvast een voorpublicatie van Deel 1: Hoodoo Blues - hoofdstuk 1: Apiafo.

The voodoo, the voodoo
The voodoo music got the whole world on the go

– J.B. Lenoir, Voodoo Music (1970)

Wat ik hoorde waren de stemspasmen van James Brown in een vreemde taal. Wat ik zag was een man in een gele broek, wortelmodel, die zijn blote borst had volgehangen met kettingen van stenen en kralen. Om zijn bovenarm droeg hij een knellende band, ingelegd met schelpen, om zijn schouders een gitaar. Achter hem stonden vijf Franse jazzjongens.

Vaudou Game heten ze. Ze speelden in het vooronder van een boot in Rotterdam, een hipsterlocatie waar enkele tientallen mensen in pasten. Die dansten allemaal, tamelijk uitzinnig. De zanger uit het West-Afrikaanse Togo liet zijn band de harmonieën van voodooriten spelen, op sax en trombone, met een stuwende soulgroove. En man, het was de meest funky muziek die ik in tijden had gehoord.

Maar wat naast me gebeurde, fascineerde me nog meer dan de muziek. Daar stond Leopold, een Togolees uit dezelfde regio als de zanger. Hij zong mee, niet alsof hij bij een concert was, maar alsof het hier een religieuze bijeenkomst betrof. Ik kende hem al een tijdje, maar zo had ik hem nog niet gezien. Een en al glimlach, ogen dicht, hoofd in zijn nek, dansend. Aan het einde van het nummer zei hij: ‘Dat is een liedje voor Legba, de eerste voodoogod die wordt aangeroepen bij elke ceremonie.’ Hij hoorde geen funk of afrobeat zoals ik, hij hoorde goden. 

Apiafo, Apiafo, klonk het daarna sleurend en wiegend, minutenlang, als in een trance. Ik hoorde blues en gospel. Hij hoorde vrede, vrede, vrede, een liedje voor een god die hij dagelijks bedankt voor de dag. Het maakte me jaloers. De muziek die ik zo tof vond, raakte hem op een dieper niveau. Het was dezelfde soort jaloezie die ik koester jegens toegewijde christenen.

Ik luister graag naar gospel, maar God zegt me niets. Ik geloof nergens in, behalve in keiharde wetenschap en weekmakende liefde.

Ik geloof dus ook niet in voodoo. Sterker, ik wist tot voor kort niet eens dat het een serieus geloof was. Ik wist ook niet dat er voodoogoden in mijn platenkast woonden, noch dat zonder hen de muziek waar ik zo van hou anders had geklonken. Saaier, vermoedelijk.

• • •

Ik had Ekue Leopold Messan voor het eerst gesproken in een Utrechts café. We woonden in dezelfde stad en we zaten op hetzelfde spoor. Hij wilde het eerste voodoofestival van Europa organiseren en ik wilde, als recensent Afrikaanse muziek, schrijven over de voodoocultuur. Er was één verschil: ik wist nergens van, hij was erin opgegroeid.

Leopold was een paar jaar geleden naar Nederland gekomen. Toen hem op zijn aanvraagformulier voor een verblijfsvergunning naar zijn geloof werd gevraagd, had hij het vakje ‘Voodoo’ gezocht. Was er niet. Vond hij gek. Bij hem in Togo was het volstrekt normaal.

Ik had nog nooit iemand gesproken die verklaarde dat hij voodooïst was, voodoogelovige, of hoe heet dat. Voodoosi, zei hij zelf. Ik wilde graag geloven dat het Hollywoodbeeld van naalden en poppetjes en zwarte magie niet klopte, maar het leek me nog altijd een oud, achterhaald en obscuur geloof. Niet iets voor een moderne man van de wereld als Leopold.

Die eerste avond in Utrecht gaf hij me meteen een basislesje: er is een oppergod, maar die speelt nauwelijks een rol in het dagelijks leven. Veel belangrijker zijn de godheden die eronder zitten. Diviniteiten, zei hij, een soort natuurgeesten, spirits. Laten we ze voor het gemak goden noemen, maar het zijn net mensen. Ze zijn goedaardig én kwaadaardig. Ze kunnen wispelturig zijn, nukkig, kinderlijk of droevig. Ze hebben voorkeuren voor bepaalde kleuren, plekken, voedsel. En, vooral, voor bepaalde muziek.

‘Voodoo is niets zonder muziek,’ zei Leopold. ‘Elk ritueel gaat gepaard met drums. Voodoo draait om de communicatie met de goden, via trance. Dan neemt een god jouw lichaam tijdelijk over om boodschappen door te geven.’ De beste manier om in trance te raken? Muziek.

Ik begon het een steeds leuker geloof te vinden. Eenmaal op stoom gekomen overlaadde Leopold me met informatie over een geloof waarvan ik dacht dat het geheim was. En eng, iets met horror. Maar dat kwam in zijn verhaal niet voor. Hij legde voodoo uit als een natuurgeloof dat draait om lucht, aarde, water en vuur; de vier elementen met hun eigen goden die je kunt consulteren voor advies.

• • •

Mijn eigen milde interesse voor voodoo was voortgekomen uit bluesteksten, New Orleans-funk en oude jazz waarin ik af en toe referenties hoorde. Ik was voor de gein een playlist gaan maken met zogenaamde ‘hoodoo blues’, want in Mississippi noemen ze voodoo om onverklaarbare redenen hoodoo.

Als Muddy Waters zingt over zijn mojo die hij nodig heeft om de vrouwen ‘under my command’ te krijgen, bedoelt hij niet alleen zijn libido. Hij bedoelt een zakje magische kruiden dat je haalt bij de hoodoo doctor. Als Junior Wells zingt ‘Somebody done hoodoo’d the hoodoo man’, heeft hij een serieus probleem: zijn kruidendokter is onder de invloed van een andere kruidendokter. Ook New Orleans-funkman Dr. John heeft problemen met de vrouwtjes. ‘I been hoodood,’ zingt hij over een mysterieuze hakketakbeat. ‘She’s burning candles on me!

Naarmate ik me er meer in verdiepte, breidde mijn playlist zich als vanzelf uit naar andere genres. Jazzmuzikanten speelden hommages aan voodoo, zoals John Coltrane (Dahomey Dance) en Horace Silver (The Gods of the Yoruba), en natuurlijk was er Voodoo Chile van Jimi Hendrix, maar ook Voodoo Woman van Curtis Knight, in wiens band Hendrix speelde voor hij solo ging. En dan beperkte ik me nog tot nummers die ik op basis van de titels kon herleiden. Zou het allemaal meer kunnen zijn dan een knipoog naar folklore?

De Afrikanen die eeuwenlang geketend en naakt naar de Nieuwe Wereld waren verscheept, hadden niets anders kunnen meenemen dan dat wat in hun hoofd zat: verhalen, liedjes, ritmes, religie. Het was het enige dat hen nog verbond met thuis. De invloed van die muziek voor de goden moet overweldigend zijn geweest in alle genres waar zwarte Amerikanen zich mee bemoeiden. Om nog te zwijgen van de Afrikanen die muziek maakten in Cuba, Brazilië, Trinidad, Jamaica, Colombia...

De popgeschiedenisboeken vertellen wel dat Afrikaanse tradities van grote invloed zijn geweest op de muziek in Amerika, maar voodoo als zodanig wordt zelden besproken, terwijl alleen al uit songtitels blijkt dat het honderdvijftig jaar na afschaffing van de slavernij nog doorsluimert in moderne muziek. Misschien miste er een bladzijde, verloren gegaan in de witte angst voor onbekende geesten?

Maar wat me nog het meest verbaasde, was dat voodoo lang zo obscuur niet was als ik dacht. Ik vond steeds meer recente liedjes van groepen die zich lieten inspireren door de goden. Een New Yorks hiphopduo van twee jonge vrouwen noemt zich Oshun, naar een voodoogod. Metá Metá is een indierockband uit São Paolo waarvan de leden aan candomblé doen, de Braziliaanse variant van voodoo. De Cubaanse tweeling Ibeyi (ook een voodoogod) uit Parijs maakt dromerige voodoosoul. De meiden zijn – net als hun Nederlandse fans – de twintig nauwelijks gepasseerd.

Niet alleen de historische invloed van voodoo moet groter zijn geweest dan verteld wordt, er zijn in de eenentwintigste eeuw miljoenen voodoosi, onder wie opvallend veel muzikanten voor wie het een hedendaags geloof is. De uitvoerders van voodoorituelen kun je blijkbaar gewoon tegenkomen in een Utrechts café.

Voor Leopold was voodoo een deel van zijn dagelijks leven. Zoals een moslim een schaap slacht en een christen hosties knaagt, zo offert hij aan voodoogoden. Hij vertelde dat hij twee dagen eerder zijn moeder in Togo nog had opgebeld over een probleempje op zijn werk. Later belde ze terug. ‘Ze is voor mij bij de voodoopriester in ons dorp geweest, die heeft de geesten geconsulteerd. Het advies is dat ik een opdracht niet moet aannemen. Dat doe ik dan ook niet.’

Ik moest lachen. Ik vond het moeilijk te geloven dat deze intelligente man met een goede baan zich liet adviseren door geesten op afstand. Hij was zo beleefd om het niet als een belediging op te vatten, maar Leopold was bloedserieus. ‘Ik heb ook wel eens een vriendin verlaten omdat de geesten vertelden dat zij niet goed voor me was.’

En toen, tussen neus en lippen door, zei hij: ‘Wist je dat elke god zijn eigen ritme en zijn eigen liedjes heeft?’

Nee, dat wist ik niet. Waarom wist ik dat niet? Ik kon vertellen dat Elvis Where Could I Go But To The Lord zong en hoe mooi Aretha Franklins Precious Lord klonk, maar van honderden heilige liedjes die samen met de voodoogoden de Atlantische Oceaan over waren gekomen, had ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord.

Het leek me tijd om te gaan luisteren wat daarvan nu nog te horen is aan beide kanten van de oceaan. Op zoek naar de meest funky goden op aarde.

Bang om te verzuipen in obscure Afrikaanse voodooritmes zocht ik muzikale ankerpunten. Die liggen in Amerika. Ooit was ik de samples en invloeden van de hiphop gaan terugzoeken en uitgekomen bij jazz, soul en blues; pas daarna was ik verder gedwaald naar Afro-Caribische en Afrikaanse funk. Zo plande ik ook mijn reis: eerst naar het Diepe Zuiden van de Verenigde Staten, daarna via Caribisch gebied naar West-Afrika.

Behalve een zoektocht naar de verdwenen pagina’s van de muziekgeschiedenis, wilde ik weten wat ik zelf miste. Hoe vaak had ik mezelf de laatste jaren nou nog echt verloren in muziek? Misschien was ik te veel een consument geworden en moest ik leren luisteren als een voodoosi.



 

— Meer lezen? Bestel VOUDOU door Leendert van der Valk
En kom naar het speciale Voudou programma tijdens Here Comes The Summer 2017 in De Bolder.