Wild Beasts treedt uit zichzelf op nieuwe plaat
"Music engages your lizard brain."
Hayden bekent dat hij lange tijd krampachtig heeft geprobeerd een echte man te zijn. Er is echter een verschil tussen idee en werkelijkheid, en met deze plaat gaat het om de ruimte er tussenin. Qua thematiek breekt Boy King met de eerder gevaren koers. Seks is nog alom aanwezig, legt Tom Fleming (zang, tenor) uit, maar de liefde zelf zul je niet snel vinden in deze nummers. De nieuwe plaat is wreder, agressiever.
Seksualiteit kent veel meer lagen dan gezien mogen worden. Verlangen en zintuigelijke behoeftes gaan hand in hand met de moordlustige gedachtes die zich als geesten schuilhouden in de donkerste kamers van onze persoonlijkheid. Hayden ziet muziek als dat wat deze geesten bevrijdt: Music engages your lizard brain.
Androgyne samenzang, fallische gitaarsolo’s, een pompende bass en een dwingende kickdrum. Boy King klinkt als een hongerig wezen dat met een week gehemelte en een zinderende onderbuik vooruit glijdt om uiteindelijk vanaf grote hoogte neer te kijken op alles wat van hem is. Een wezen dat prima de naam Ivan zou kunnen dragen. Koning Ivan.
Zoals je ooit gitaar bent gaan spelen omdat het er cool uitzag, komt er een punt waarop je even goed in de spiegel moet kijken om te zien of die snoepkleurige Stratocaster nog wel past bij wie je nu denkt te zijn. Ivan kijkt dagelijks in de spiegel, hij ziet dan een knappe vent met een leren jas. Hij kijkt nooit of zijn haren er nog wel allemaal zitten, hoe zijn huid plooit. Dat is van later zorg. Bovendien: Ivan is geen jongen, hij is zo veel meer dan dat. En nu heeft hij zin om af te dalen, gaan waar de stervelingen zijn. Zijn Stratocaster hangt losjes om zijn schouder.
Want als Ivan ’s nachts alleen in bed ligt, voelt hij hoe zijn kamer langzaam kleiner wordt. Dan moet hij naar buiten, naar waar het piepen van zijn oren overstemd wordt door warmte en belofte. Een feestje. Ivan houdt van bier en grote glazen jenever. Hij wankelt op zijn benen en slentert door de menigte. Hij kijkt naar de meisjes en ze kijken terug. Allemaal. Hij neemt een grote slok, voelt het branden in zijn keel. En vooruit, nog één.
Het gaat al jaren zo.
Voor de openingsregels van “Though Guy”, één van de uitschieters van het nieuwe album, zet Hayden zijn falset dik aan. Later keren de woorden terug als het rondzingen na een ontnuchterende klap in je gezicht.
Now I’m all fucked up
and I can’t stand up
so I better suck it up,
like a tough guy would
Ivan recht zijn rug. Misschien moet hij er even uit.
Tom zegt dat de vierde plaat aanvankelijk werd geschreven en opgenomen in Londen. Toen kwam producer John Congleton (St. Vincent, Explosions in the Sky) en die zei: We gaan het helemaal anders doen. Kom naar Dallas, Texas.
Het bleek voor de band een diepgaande ervaring. Ze woonden samen in een huis, ver van de bewoonde wereld. Vreemder konden ze er niet zijn. Congleton nam het materiaal onder handen. Het moest slechter, vond hij, zodat het meer zou kloppen met wat ze voor ogen hadden.
Het was waar. Het Texaanse zonlicht zette alles in perspectief. Hayden zegt dat ze zich klein voelden.
Ivan is nooit in Dallas geweest. Ivan voelt zich niet klein, hooguit verveeld. Hij loopt weg van het feestje en rookt een sigaret. Hij kijkt naar de dansende meisjes in de verte en hij besluit dat het er stom uit ziet. Hij denkt niet aan koning Pentheus die van een afstandje de Bacchae begluurde, zijn hoofd schudde en vervolgens als een wild beest uit elkaar werd gescheurd. Nee. Het ziet er altijd stom uit als je mensen ziet dansen, maar zelf de muziek niet kunt horen.
Als je het wilt beleven, moet je er ook gewoon tussen gaan staan. Dat is precies wat Hayden dacht, de laatste keer dat hij als bezoeker op een festival stond. Het was vijf uur ’s ochtends. Een rave. Hij keek om zich heen en dacht: dit is net een kerk. Geen beton, geen muren, maar gewoon mensen. Muziek. Een beetje dansen. Hayden zegt: dit is wat mensen nodig hebben. Het gaat al eeuwen zo. En het is alsof hij lijkt te zeggen: uiteindelijk is een jongen in een rockband ook maar gewoon een jongen die een beetje wil dansen.
Boy King past Wild Beasts als een op maat gemaakt kostuum: een mogelijkheid om alle jongensachtige fantasieën van het spelen in een band uit te leven en tegelijkertijd een bijzonder goede en vooral dansbare plaat te maken. Als een reptiel dat vervelt heeft Wild Beasts hiermee een versie van zichzelf gevonden die zelfbewust is, maar niet inboet aan muzikale pretenties.
Maar waar een sjabloon de mogelijkheid tot eindeloze reproductie suggereert, is het wezen Ivan eerder een stempel. Bands veranderen, en de jongens die erin spelen ook. De snoepkleurige Stratocaster die Ivan achter zich aansleept is niet meer dan een slijtend decorstuk. Een vergankelijke manier om uit zichzelf te treden. Als het aan Hayden ligt, zal de volgende plaat van Wild Beasts weer anders gaan klinken. Om de zoveel tijd moet je de wereld waarin je werkt herdefiniëren. Alles omgooien. Natuurlijk raakt hierin veel verloren, maar als het de moeite waard is, dan vindt het wel een manier om te blijven bestaan.